Literair salon
Zwarte lijsten
Literatuur in dictaturen
Waar beginnen? vroeg professor Arvi Sepp zich af. En dat begin was Martin Heidegger: zijn oproep in 1933 aan de Duitse studenten tot ‘Gleichschaltung’ ofte gelijkschakeling. Karl Jsapers kon er niet inkomen waarom zijn collega-filosoof het zo op Hitler begrepen had. Heidegger antwoordde: ‘Die wunderliche Hände…’, een allesbehalve filsofisch antwoord.
Verslag
Arvi Sepp ging dieper in op de organisatie van het ministerie van Propaganda, geleid door Goebbels. Hoe ook de Schone kunsten en de literatuur er deel van uitmaakten, hoe je als kunsetnaar of schrijver verplicht werd toe te treden en geacht werd enkel het Duitse te verdedigen en het niet-Duitse af te zweren. Als voorbeeld haalde hij de dichter Gottfried Benn aan, die aanvankelijk heil zag in het Nationaal Socialisme maar na korte tijd toch het demonische ervan inzag en zich terugtrok. En dan kwamen de beruchte en minutieus georchestreerde boekverbrandingen. In elke Duitse stad werd op hetzelfde moment volgens een gelijkaardig programma deze ceremonie opgevoerd (begonnen werd met de Egmont-ouverture van Beethoven, waarna toespraken volgden en tussendoor leuzen tegen de ontaarde schrijvers geroepen werden door studenten).
Een vergelijking met het Stalinisme in de Sovjet-Unie kon niet ontbreken. Hier verwees Arvi Sepp ook uitgebreid naar het gebruik van Samizdat, Tamizdat en Magnitizdat. Tenslotte werd er ook aandacht besteed aan de situatie in de DDR, waar van de ene dag op de andere de vrienden van vroeger de vijanden werden en omgekeerd.