Woord
vooraf
Wanneer ik deze inleiding begin, grijpt het
coronavirus alweer (of nog steeds) flink om zich heen. We zitten in
een tweede lockdown en het lijkt wel of wie in de eerste golf
de dans ontsnapte, nu dubbel hard wordt getroffen. Ook in mijn
directe omgeving is dat zo. Het vooruitzicht van een lange, donkere
winter maken de quarantainemaatregelen bovendien nog harder om
dragen. Nu er nog amper werk is in de tuin en het weldra te nat en
koud wordt om lange wandelingen te maken, beseffen we pas goed dat
de mens een sociaal dier is en niet enkel voedsel, maar ook contact
nodig heeft om te overleven.
Gelukkig zijn er ook enkele sprankeltjes hoop.
De coronacurve vertoont een eerste knik en in Amerika is de
overwinning van Joe Biden – of zeg maar: van de rede en de
menselijkheid – intussen een (quasi) zekerheid. Op de vooravond van
de advent lijkt het haast een christelijke boodschap: het goede
overwint uiteindelijk het kwaad, na beproeving komt bevrijding.
Laten we ons aan die gedachte optrekken om ook de pandemiestorm te
doorstaan. En wat kan ons daar beter bij helpen dan een flinke brok
cultuur?
Ik ben dan ook blij dat deze Toverberg een erg
poëtische editie is geworden. Er is niet enkel de intussen
vertrouwde poëzie van onze jaardichteres Hilde De Cock, in Over
de grens maken we kennis met de poëtische roerselen van Paul
Vincent, en Marie-Rose D’Haese analyseert een paar gedichten van de
verdiende Nobelprijswinnares Louise Glück.
In
Chapeau stelt Marie-Rose D’Haese ons De Kolibri voor, een
gevoelsgeladen roman van Sandro Veronese, en ook in Bart Madou’s
Femmes de ma vie zit poëzie, deels inhoudelijk, deels muzikaal.
De tentoonstelling Memling now waar Johan Debruyne ons laat
naar uitkijken, klinkt dan weer als poëzie op (schilders)doek.
Maar naast
de poëzie zijn er ook heel wat raakpunten met de (recente)
actualiteit. Zo vinden we in de nagelaten geschriften van Hans
Vanhulle een onverwachte link met de aanslag in Parijs, en weet Bart
Madou dat de geannuleerde lezing over postkoloniale auteurs zou
hebben aangesloten bij de Black Lives Matterbeweging. In
Pathéscope leeft de sfeer rond de Amerikaanse
presidentsverkiezingen nog even door met The Post, en het is
niet moeilijk om parallellen te trekken tussen het “trumpisme” en de
collaboratie in de roman De opgang van Stefan Hertmans, die
Christiane Spatz ons voorstelt. Ook de roversbenden in Het lied
van de moordenaar, een theaterstuk van Claus dat Andreas Van
Rompaey vanonder het stof haalde, zijn vergelijkbaar met de Proud
Boys en andere extreemrechtse groeperingen aangevuurd door
Trump.
In mijn
Elsenspinsels doe ik dan ook een oproep om het verleden niet te
vergeten. Laat ons, liever dan haat en tweedracht te verspreiden,
weer de ander centraal zetten, zoals Carine Vankeirsbilck in
Doordenker leert van Levinas. Op die manier vinden we dan
misschien wel Een bijna volmaakte vriendschap, zoals de
Leesgroep van Marie-Claire De Vos. En dat wens ik jullie bij
deze ook van harte toe voor het komende, hopelijk epidemievrije
jaar.
Veel
leesgenot, en mogen we met zijn allen dit annus horribilis in
alle veiligheid en in goede gezondheid afsluiten!
Els Vermeir
(*) deze Toverberg wordt op 21 maart 2021 integraal op
deze pagina gepubliceerd