Februari 2021
Maandag 8 februari 2021
Uit een vroeger
essay van mij (Mijn tijd):
“'Het sneeuwde
overal op de donkere vlakte in het midden van het land,
het sneeuwde op de boomloze heuvels, sneeuw viel
zachtjes over het Allen-moeras en meer naar het westen,
waar ze zachtjes viel in de donkere, opruiige golven van
de Shannon. Ze viel ook op het eenzame kerkhof op de
heuvel waar Michael Furey begraven lag. Sneeuw lag hoog
opgewaaid tegen de scheve kruisen en stenen, op de
spiesen van het hekje, op de kale doornstruiken.
Langzaam bezwijmde zijn ziel terwijl hij hoorde hoe de
sneeuw lichtjes neerviel door het heelal en neerviel,
lichtjes, als het einde der tijden, over al de levenden
en doden.'
Heb je het gemerkt?
Nee? Herlees het misschien nog even. Zie je dan hoe
'viel zachtjes' overgaat in 'zachtjes viel', en daarna
als een echo 'lichtjes neerviel' en 'neerviel,
lichtjes'?
Een subtiele en
tegelijk sublieme retorische stijlfiguur, die allicht
wel een naam zal hebben, maar daar gaat het hier niet
om. De tekst komt uit een verhaal van James Joyce, De
Doden.
Een van de
briljantste intellectuelen van onze tijd, George
Steiner, beweerde dat hij bij deze passage zijn 'absurde
tranen' (sic) moest proberen te onderdrukken in het
bijzijn van zijn studenten. Wat kun je anders doen dan
zwijgen?
Ik denk dat ik
vanaf nu stiltes ga verzamelen, te beginnen met de
prachtigste seconde stilte die ik ken, de stilte na de
laatste noot van Bartok's zesde en laatste
strijkkwartet.”
Dinsdag 9 februari
2021
Misschien moet ik
mij voor mijn dagboek beperken tot het citeren (en
eventueel becommentariëren) van een passage die mij
onder mijn ogen kwam en waarvan ik goeddunkend geknikt
heb. ‘Fraai!’. Passages genoeg natuurlijk, wie leest
met het potlood cq. bic (ooit kogelpen genoemd)
in de hand kan wel
genoeg onderstrepen, (het belangrijkste) aanstrepen (de
moeite waard, maar doorgaans niet om in steen te
beitelen, eerder iets wat specifiek tot het boek
behoort).
Mijn laatst gelezen
boek was Een doodgewoon leven van Karel Čapek.
Hieruit, bladzijde 51: “Uiteindelijk zijn het vooral
twee krachten die de levensloop voorwaarts schuiven:
gewoonte en toeval.” Spreekt eigenlijk voor zich. Toeval
en noodzakelijkheid, de menselijke wil en het
determinisme en soms lopen ze in elkaar over.
Woensdag 10
februari 2021
"Ik moet zeggen dat
ik niet zo blij ben met dit 'ontbladeringsproces'. Het
ouder worden betekent niet, zoals Goethe schreef, 'een
langzaam terugtrekken uit het openbare leven'
- waar ik helemaal niets op tegen heb - maar een
langzame (of, eigenlijk een plotselinge) verandering van
de wereld van een plek bevolkt met bekende gezichten tot
een plek die bewoond wordt door vreemden. Met andere
woorden, ik ben niet degene die zich terugtrekt uit de
wereld, maar de wereld verdwijnt voor mijn ogen." Hannah Arendt in
een brief aan haar Amerikaanse vriendin Mary Mc Carthy.
Zo stelde ik mij
ooit de ouderdom voor. Wanneer mag je je oud noemen? Als
je meer doden onder je vrienden kent dan levenden. Ik
maak geen optelsommetjes, maar ik vermoed en vrees dat
ik zo stilaan de kaap van 50% nader. De helft van mijn
vriendenkring is er straks niet meer, de andere helft
dunt zienderogen uit.
Dat terugtrekken
uit het openbare leven, dat heeft al een fikse aanvang
genomen, ik aanvaard het gemakkelijk, zolang er nog die
intimi zijn.
Donderdag 11
februari 2021
"Op de gezondheid
van alle mooie vrouwen en hun minnaars!" Een welgemeende
(en welgemikte) toost van Dolochov (Fedja) in Oorlog en
Vrede.
Zie zo’n toost wil
ik ook wel eens uitbrengen, uiteraard in het bijzijn van
al die mooie vrouwen en in aanwezigheid of afwezigheid,
maakt niet uit, van hun minnaars. En meemaken hoe ze
zich dan, rood aangelopen, verslikken in hun Cava.
‘Gezondheid’ voeg ik eraan toe en trek een oogje naar
een van hen.
Vrijdag 12 februari
2021
Vraag van Filip,
voorzitter van de plaatselijke Davidsfondsafdeling, om
twee gedichten uit te zoeken met de bedoeling die in een
soort streaming van een online activiteit voor te lezen.
Hij stelde de vraag ook aan vier anderen, twee ervan
schrijven ook gedichten, de twee anderen misschien ook
maar dat weet ik dus niet. Mijn criterium was:
voorleesbaar zijn (dus geen cryptische kronkels, hoewel
ik dit soort poëzie wel goed kan smaken) en klassiek, in
die zin dat ze tot de canon behoren of er toch toe
zouden kunnen behoren. Lang heb ik niet gezocht:
De Taag is mooier dan de rivier die stroomt door mijn
dorp
van Fernando Pessoa en Een bijdrage tot de statistiek
van Wislawa Szymborska.
Het gedicht van Pessoa is nu wel niet cryptisch maar
bezit toch een wat ik een metafysische ondergrond zou
durven noemen, zeker in de laatste twee regels:
De rivier van mijn dorp doet denken aan niets.
Wie aan haar oever staat, staat enkel aan haar oever.
Wat kan het leven
toch eenvoudig (en mooi!) zijn als je aan de oever van
een beekje staat. Een perfecte Szene am Bach.
Zaterdag 13
februari 2021
"Realisten
beschouwen de idealistische liefde als de sublimatie van
frustratie." beweert Jeroen Vanneste in zijn overigens
voortreffelijke studie over de roman: De wijsheid van de
roman. Natuurlijk is dat soort dichotomieën alles
behalve waar (u merkt het misschien: ik vermijd hier het
woord realistisch), elke mens en zeker elke schrijver,
dichter, kunstenaar is zowel realist als idealist,
afhankelijk van de periode in je leven en allicht nog
meer afhankelijk van de gemoedsgesteltenis waarin je je
op het moment bevindt. Los daarvan vind ik dat er in die
bemerking van Jeroen wel wat waarheid zit.
Zondag 14 februari
2021
Valentijnsdag.
Straks zijn er geen dagen meer over om die te wijden aan
een of andere (gecommercialiseerde) gedachtenis:
vrouwendag, Halloween, dag van de arbeid, dag van dit,
dag van dat. Elke dag is zo stilaan 'een dag van'
geworden. Dag van de gewone dag
ontbreekt nog, maar ik
vrees dat er straks geen dagen meer resten in het jaar.
Maandag 15 februari 2021
Momenteel lees ik (zeer gedreven) het verhaal van
Françoise Sagan, of beter het verhaal van een passie
tussen de genoemde Françoise en de schrijfster van dit
passioneel verhaal Annick Geille (met twee ll”en, al zou
je het niet altijd denken). Reeds op de eerste
bladzijde, bij het open graf van Françoise (zij is 69
geworden en had de laatste jaren al heel wat van haar
pin-up voorkomen verloren) vinden wij: “Vriendschap
heeft een dikke huid, terwijl de liefde zo broos en
breekbaar is.” Wat ik kan beamen. Geille vergelijkt
liefde zelfs met murano of dun Saksisch porselein. “Ja
meid, (tot zichzelf dus) vriendschap slikt alle
misverstanden, maar de liefde vergeeft niets”. Nu ik
zowat over de helft ben van haar relaas valt het mij op
dat ze hier met ervaring spreekt. Peggy Roche zat
(bijna) altijd in de weg, vaak heel letterlijk. Liefde
een bikkelharde leerschool, Flaubert wist het al.
Dinsdag 16 februari 2021
Nog
eens Annick Geille. “Omdat geen man perfect is, had
een vrouw twee minnaars, de een jong, de ander niet, hun
gebreken en kwaliteiten vulden elkaar prachtig aan.”
Zou dat, mutatis mutandis, ook gelden voor de
onvolmaakte vrouw? Dat komt wel meer voor vermoed ik:
een jonge maîtresse voor het spel, en de niet zo jonge,
voor de ervaring en vooral de gemoedsrust, dit laatste
des te belangrijker naarmate die man ouder wordt.
Wat zei Faust ook weer in Goethe”s drama? “Zu alt um
nur zu spielen, zu jung um ohne Wunsch zu sein”.
De
speelvogel in mij zegt (kwinkeleert) dat ik nog niet “zu
alt” ben, maar ook speelvogels verouderen.
Woensdag 17 februari 2021
This is the way the world ends
This is the way the world ends
This is the way the world ends
Not with a bang but a whimper.
T.S.
(Thomas Stearns, wie weet dat?) Eliot, de laatste regels
van zijn monumentaal gedicht The waste Land, dat
ergens in april begint, zoals iedereen weet (of zou
moeten weten). De huidige pandemie zou ik nu niet
bepaald een “whimper” noemen, anderzijds, wat is een
hoge golf in de onmetelijkheid van de oceaan? Wat
betekent een mensenleven tegenover de miljoenen,
miljarden mensenlevens van nu en vroeger en misschien
zelfs van later? Begrijp me niet verkeerd, hieruit
straalt geen pessimisme of Weltschmerz van af, het leven
dient in de eerste plaats ten volle geleefd te worden
(al zijn er die miljoenen die dat eenvoudigweg niet
kunnen), dan denk ik: wat maakt het leven het leven
waard? Onze T.S. heeft er een al even simpel als
diepgaand antwoord op: "Cultuur kan eenvoudigweg
omschreven worden als datgene wat het leven de moeite
waard maakt.” Cultuur dus, beschaving, cultiver son
jardin.
Donderdag 18 februari 2021
“…
frappeert het hem hoe onooglijk en smal het riviertje de
Vivonne is en hoe weinig hij er terug kan vinden van
vroeger.”
Grootsheid en nederigheid in één enkele zin, het is de
verteller uit Op zoek naar de
Verloren tijd die tot deze gedachte komt. Marcel
Proust als Heraclitus, de eeuwige terugkeer die echter
nooit terugkeert. Ik kan het mij zo goed voorstellen:
terugkeren naar de Vivonne in de hoop daar je jeugd of
een glimp ervan terug te vinden. En ja, met je ogen
dicht én staand aan de Vivonne, een fractie van een
seconde moet dat
mogelijk zijn. De rest zal stilte zijn, maar zo’n
ontzettend mooie, gruwelijk liefelijke, door merg en
been gaande stilte.
Nostalgie
nietwaar. Soms ga je beter niet terug naar plaatsen die
je je jeugd verloren hebt, mischien zijn die plaatsen er
nooit geweest en denk je het maar. Where are all the
flowers gone?
Vrijdag 19 februari 2021
Als
ik even mijn voorbije dagboeknotities bekijk, dan merk
ik nogal wat half uitgesproken nostalgie – wat voorbij
is, is voorbij -, neigend naar grote melancholie.
Nochtans zou ik dat willen tegenspreken, maar hoe, zonder
in weer een nieuwe nostalgie te vervallen? Ondanks, of
beter dankzij mijn leeftijd en levenservaring wil ik
zoeken naar het mooie, het verhevene in een mensenleven.
Zoeken wij het niet te ver? Is het “dat” niet
belangrijker dan het “wat”? Het komt er toch op neer dat
we beminnen, we dat we leven, dat we zijn en niet wat we
liefhebben, wat we (be)leven, wat we zijn? Nu ja, het is
weinigen gegund dit ter harte te nemen en meestal besef
je dit pas als je leven zowat voorbij is.
War das das Leben?-
Wohlan,
noch einmal!.
Met
alles erop en eraan en eraf weliswaar: blijheid en
droefenis, ontmoeting en afscheid, vreugde en pijn. Ik
teken ervoor!
Zaterdag 20 februari 2021
“Rustig leven, vaste gewoonten van een gepensioneerde.
Al dat dikke gemak moest ooit een keer begonnen zijn met
een dag zonder schrijven, gevolgd door nog een dag, zo
verliepen er drie, vier weken zonder het gekras van zijn
pen op het ruitjespapier…” Tja, hoe herkenbaar voor deze
gepensioneerde. Struikel één dag en je geraakt niet meer
recht, of pas na veel moeite en uitstel. Een zelf
verkozen dood die een leven duurde, schrijft Annick
Geille enkele regels verder. Zover is het hier (nog)
niet gekomen, dat is te merken aan de dertiende
dagboeknotitie van dit jaar (intussen zijn we
al de
twintigste van deze kortste maand van het jaar).
“Schreiben wie ein Form des Gebetes” noteerde Kafka ooit
in zijn dagboeken (doet mij eraan denken dat ik die ook
nog eens zou moeten herlezen om weer in the mood te
komen). Ja, laten wij bidden. Maar het is die tijd hé!
Le temps mange la vie en watndoe je eraan ? A la
recherche du temps perdu, om in de Franse literaire
sfeer te blijven.
Zondag 21 februari 2021
Nog
een maand en het is weer lente, la primavera, al krijg
je de indruk dat alles een maand naar voor is
opgeschoven. Vivaldi heeft zich onsterfelijk gemaakt met
zijn Lente, al hou ik meer van zijn Winter, zijn
L’inverno, meer bepaald van dit ontroerend tweede deel,
het Largo. Ontroerend maar ook grenzend aan de
melancholie, wat doe je daar tegen? Andere muziek
beluisteren al is juist Vivaldi de ideale kuur tegen
zwartgalligheid en depressiviteit. Of lezen, de juiste
boeken dan. “Colette lezen is een dosis
antidepressivum.” Beweert Margot Dijkgraaf in haar
bijzonder geslaagde (maar niet uitgediepte) studie over
rebelse schrijvers in de Franse letteren, titel: Zij
namen het woord. Tien rebellen van Madame de
Sévigné, geboren 1626 tot Lydie, Salvayre, geboren 1948.
Colette, geboren 1873, bengelt er ergens tussenin. Wel
ik ben het volkomen eens met de uitspraak van Dijkstra:
Colette lezen helpt tegen het zwarte beest. “Bega
domheden”, schrijft Colette, “maar doe het met
enthousiasme”. Kan ik perfect inkomen. En ook van haar:
“Je schrijft geen liefdesroman terwijl je de liefde
bedrijft”, al helpt het ene wel om het andere naar
behoren te doen. Je mag zelf kiezen wat je voor het ene
en wat je voor het andere neemt, maar geef toe het ene
en het andere zijn inwisselbaar. Doet mij eraan denken
dat ik de biografie van Colette door Judith Thurman nog
klaar liggen heb om te lezen.
Maandag 22 februari 2021
Ik mag mijn dagboek dan wel een Coronadagboek noemen,
opzettelijk heb ik nog weinig allusie gemaakt op deze
pandemische tijden. In de eerste plaats omdat anderen
dat in mijn plaats met veel gretigheid en vaak
beschamende onkunde doen. De meesten ontpoppen zich als
eerstelijns moraalridders (of, godbetert, tot experten).
Wir haben es gewüsst, maar meer wij ‘weten’ het en
vooral: beter dan de rest van het plebs. En dan zijn er
ook die zielige pietluttige lieden die ons na elke mail
overtuigend “blijf gezond” toewensen en besluiten met
een rij hartjes-emoticons. En (ik citeer!) “gele
hartjes, want de rode gebruik ik voor mijn familie
(sic)”. Eigen familie eerst dus, geïnterpoleerd: eigen
gezin eerst, dan eigen vrouw eerst en uiteraard eigen
ikzelf eerst. Nee, geen Coronapraatjes van mij, maar –
eerlijk is eerlijk – soms kom ik wel een goed artikeltje
of een rake bespiegeling tegen over dit onderwerp. Zo de
(korte) bijdrage van professor emeritus Rob Devos in het
laatste nummer van de Uil van Minerva, onder de titel:
Leren van Corona? Zelf citeert Devos het enfant terrible
van de Franse literatuur, Michel Houellebecq:
“Post-corona zal identiek zijn aan pre-corona, alleen
erger”. Na een passage over de besparingen in de
culturele sector, besluit Rob Devos met de volgende
uitspraak: “Uit de crisis en zijn aanpak valt wellicht
iets te leren voor een algemeen gezondheidsbeleid, voor
het omgaan met vergrijzing en de strijd tegen sociale
ongelijkheid, voor politiek beleid in het algemeen.
Onder die voorwaarden zullen deze maanden geen pure
ellende geweest zijn.” Ja, wat een gezever al over die
Corona en de vooral over de immer verkeerde aanpak van
de politici, virologen… de commentatoren weten het
altijd beter. Begrijp je nu waarom ik nooit televisie
kijk?
Dinsdag 23 februari 2021
Na
het artikeltje van Rob Devos, is het de beurt aan dat
ander, maar minder gekend enfant terrible, Lieven De
Cauter die zich waagt aan een analyse van wat hij De
biopolitieke uitzonderingstoestand noemt. Zoals het past
en enigszins te verwachten is gooit hij er zijn
favoriete namen tegen aan: Foucault, Agamben, Achterhuis
(en zichzelf natuurlijk). Zijn uitlating: “Het
uiteindelijke doel van de politiek is het algemeen
belang, het goede leven voor alle burgers.” Het is alsof
we hier (de ware) Machiavelli horen. In hoeverre zijn
besluit dan realistisch is, durf ik niet beoordelen:
“Dus in alle ellende is er hoop: de afgang van het
neoliberalisme, de terugkeer van de verzorgingsstaat en
de ondergang van het populisme.” Maar zijn laatste zin
nuanceert die boude uitspraak dan weer: “Het hangt van
de luciditeit en de actiebereidheid van alle burgers af
welke richting het uiteindelijk zal uitgaan.”
Woensdag 24 februari 2021
“In
hoeverre is een feministe geloofwaardig als zij haar
ideeën niet waarmaakt in haar privéleven?” het komt van
Katie Roiphe, een notoire feministe (uiteraard),
journaliste, auteur en intussen ook professor aan een
van die vele private universiteiten in de Verenigde
Staten. Beroemd of misschien beter berucht geworden met
haar eerste boek
The Morning After: Sex, Fear and
Feminism on Campus,
haar andere boeken betreden zowat analoge paden: veel
seks en aansluitende moraal. De meeste – ik druk mij
beter iets voorzichtiger uit – nog al wat feministen
zijn in datzelfde bedje ziek of toch wat onwel. Nu om
terug te keren naar haar uitspraak over het privé leven.
Ik denk dat dit waar is, maar dat is tevens waar op de
andere domeinen van je openbaar respectievelijk
privéleven. Geen twee maten en twee gewichten. Word wie
je bent en wees daar niet te selectief in. Anderzijds is
het zeker zo dat de (normale) mens doorgaans
tegenstrijdige karakters of hoedanigheden in één persoon
kan verenigd hebben. Een realist kan bijwijlen heel
romantisch zijn, een progressieveling kan soms heel
conservatieve standpunten huldigen, dat lijkt in
tegenspraak, maar vaak is dat verenigbaar of althans
begrijpelijk.
Donderdag 25 februari 2021
Madame de Staël (1766-1817),
feministe avant la lettre die
volgens Lord Byron een overdonderende persoonlijkheid
bezat,
had ook zo haar eigen ideeën. “In een monarchie worden
vrouwen belachelijk gemaakt, in een republiek worden ze
gehaat.” En in een democratie? denk ik dan. Om wat
stout
te zijn (zoals Madame de Staël) zou ik stellen: en in
een democratie worden ze gedoogd. Begrijp mij niet
verkeerd, ik wil onze Madame de Staël niet belachelijk
maken, integendeel ze had een heldere en voor haar tijd
erg vooruitstrevende geest, visionair zelfs, want ik
onthoud van haar ook: “Il
faut dans nos temps modernes, avoir l'esprit européen”,
uit haar in Frankrijk verboden boek De l’Allemagne.
Hiermee schopte ze namelijk Napoleon tegen de schenen
die haar prompt zou verbannen. Hoe dan ook:
“Il
faut dans nos temps modernes, avoir l'esprit européen”
is mijns inziens vandaag nog steeds heel waar (en
waardevol).
Vrijdag 26 februari 2021
Wat
is normaal? Vroegen Ignace De Visch en Jean-Paul Van
Bendegem zich af en De Visch gaf de aanzet: normaal
veronderstelt altijd een abnormaal. Dit vanuit de
gekende zegswijzen: ‘doe eens normaal’ en ‘de
uitzondering bevestigt de regel’. Eigenlijk ben ik niet
akkoord, het omgekeerde is volgens mij eerder waar, het
abnormale veronderstelt een normaal. Het abnormaal heeft
het normale als referentiepunt en niet (noodzakelijk)
omgekeerd. Normen (want daar gaat ten slotte om) worden
toch niet opgesteld om het potentiële abnormale te
beteugelen maar eerder om een aanvaardbare status
vivendi te legaliseren en ja, wie niet aan de norm
voldoet, mag je abnormaal of eerder ‘innormaal’ (maar
dat woord bestaat niet) noemen. En natuurlijk is al wat
normaal genoemd wordt zowat een grootste gemene deler,
toegepast op (alle) mensen: niemand is normaal of kan
normaal zijn, de grootste gemene deler is één, het
individu. De ideële stoel van Plato bestaat niet (maar
is wel een leuke metafoor die een bepaalde logica kan
vergemakkelijken). Op de gekende, vaak geafficheerde
uitspraak – ik herinner mij dat zo’n affiche in de
wachtkamer van een psychiater hing – “Ooit een normaal
mens ontmoet?” kan je niet anders antwoorden dan met
“Neen” want mocht je een normale mens ontmoet hebben,
dan moet die juist door zijn uitzonderingspositie heel
abnormaal zijn.
Zaterdag 27 februari 2021
Marcel Proust als idealist: “Het belangrijkste in het
leven is niet wat je liefhebt, maar dat je liefhebt.”
Heel zijn Op zoek naar de verloren tijd is ervan
doordrongen. Dit leidt onvermijdelijk tot het afwijzen
van de liefde als een illusie, maar dan wel een illusie
die het proberen én de moeite waard is. Om het met Don
Quichot (of Cervantes) te zeggen: “De weg is altijd
beter dan de herberg”. Wat is het leven anders? Een
voortdurend onderweg zijn. Waarheen? Speelt eigenlijk
geen rol, zeker als je weet dat de eindbestemming hoe
dan ook de dood is. Dus let’s make love. En dat zoiets
liefdespijn veroorzaakt (Albertine disparue), ja dat
hoort er nu eenmaal bij, kan ook tot op zekere hoogte
(!) gecultiveerd worden. Van elkaar gescheiden brengt de
liefde geen voldoening, samen lukt het ook niet, wat
dan? Finaal de Liebestod natuurlijk, die bewustwording
schept fenomenale drama’s, maar voor de gelieven is het
maar niets. Romeo en Julia, Tristan en Isolde,
wondermooie muziek, maar je gaat maar Isolde zijn.
Zondag 28 februari 2021
Helder weer. (Uit het dagboek van Thomas Mann, bij hem
terwijl de wereld in brand stond, bij mij terwijl de
Coronapandemie honderdduizenden slachtoffers maakt).
Is
het dat wat mij bezig houdt? Natuurlijk niet, maar het
is een bijzonder probate manier om eens naar frisse adem
te happen, stoom af te blazen zoals dat heet. Beginnen
over het weer, en als het dan nog eens helder weer is,
des te beter.
Maart 2021
Maandag 1 maart
2021
Ik ben al een
tijdje bezig met Susan. Sue Rosenblat. De tweede man van
haar moeder heette Sontag en dus werd het Susan Sontag,
S.S. meer dan een icoon van de tweede helft van de XXe
eeuw. Ik heb hier nog niet expliciet naar haar leven of
werk verwezen. Wachten tot die erg gesmaakte biografie
over haar van Benjamin Moser uit is, duurt misschien te
lang, alhoewel het boek leest ‘als een trein’, een
sneltrein uiteraard, maar zo’n 700 bladzijden lees je
ook niet in één ruk na elkaar. Daarin staan aardige
passages en ook interessante oneliners, die laatste zijn
niet zonder risico, zeker als ze van Susan zelf komen
aangezien ze tijdens haar leven 1) nogal eens compleet
veranderde van opinie 2) fijnzinnig liegen een veel
voorkomende slordigheid was, een beetje haar
handelsmerk. Maar als stevige uitspraak kunnen ze soms
tellen. De eerste zin die ik onderstreept heb staat al
in de inleiding en dekt al een aardig stuk van haar
leven: ‘Kunst maakte de teleurstellingen in haar leven
misschien niet goed, maar was wel een onmisbare
pijnstiller.’ Pas bij het verder lezen besef je hoe
onmisbaar dat woordje ‘onmisbaar’ wel is, en ik ben nog
niet eens aanbeland bij haar bezoek aan Sarajevo!
Morgen meer over
Susan.
Dinsdag 2 maart 2021
Al die zielsverwanten - nou ja misschien is dat wat te
sterk uitgedrukt, laat ik hen beter als
gemeenschappelijke kennissen aanduiden - die ik ontmoet
in de biografie van Susan Sontag, waardoor Susan ook een
zielsverwant is natuurlijk (wat ik in feite al
vermoedde, meer zelfs al zeker van was). Om te beginnen
die geheimzinnige Djuna Barnes en haar Nightwood
(Nachtwoud). Een van die zo goed als vergeten
cultboeken die echter heel veel zeggen over het toen
heersende tijdsgewricht en wat er zich zoal roerde in
bepaalde kringen. Ja, te herlezen (al heb ik dat
verleden jaar al gedaan).
Nachtwoud verscheen in 1936, Susan was
toen drie jaar. Nightwood gaat in sé over de
lesbische relatie tussen Djuna en de kunstenares Thelma
Wood (vandaar Nightwood) midden in het Parijse
(nacht)leven van het interbellum. Sex, drugs and rock
and roll en daarbij een (over)dosis André Breton… vlot
leesbaar zou ik het niet noemen, maar het beklijft wel.
En dan zijn er nog Walter Benjamin, Joseph Brodsky,
Camille Paglia, Andy Warhol (die oplichter), Hannah
Arendt etcetera. Ook enkele interessante fotografen
ontmoet die ik niet met name kende, maar wel (een deel
van) hun werk, enkele beroemde foto’s van hen, zoals dat
jongetje met zijn afgezakte bretel en een
speelgoedgranaat (waar halen ze het, die ouders?) van de
fotografe Diane Arbus of Peter Hujars (details van)
(mannelijke) naakten en zeker de reeks van foto’s van
een liggende Sontag met gebreide trui aan.

Woensdag 3 maart
2021
De strijkkwartetten
van Henryk Górecki – tot nu toe stonden ze daar meer
omdat het strijkkwartetten waren en dat Górecki mij wel
ligt, maar echt ernaar geluisterd had ik nog niet, ten
onrechte heb ik nu vastgesteld. Niet meteen licht
verteerbaar – hiermee voldoet hij aan het beeld dat ik
van zijn landgenoten heb,
Krzysztof
Penderecki en Karol Szymanowski: weerbarstig en nogal
gesloten. Maar als je de moeite doet even te stoppen met
lezen of schrijven en je oor ‘te luisteren legt’ naar de
strijkkwartetten van Górecki, dan ontdek je wel een
zekere schoonheid, een esthetiek die dicht bij ethiek
staat (of beeld ik mij dat in?). Zie Susan Sontag en
Joseph Brodsky en nog een paar anderen: ‘Esthetiek is de
moeder van de ethiek.’ De (soms Poolse) bijnamen die
Górecki aan zijn kwartetten geeft dragen, uiteraard zou
ik zeggen, weinig bij tot een beter inzicht of het
smaken van de muziek. (Vertaald) luiden die voor zijn
eerste strijkkwartet uit 1988 ‘Het schemert al’; zijn
tweede kwartet uit 1991 ‘quasi una fantasia’ en zijn
derde strijkkwartet, begonnen in 1995, afgerond in 2005
‘liederen zijn gezongen’.
Donderdag 4 maart
2021
Zopas bij
Boekwinkeltjes.nl (een schat aan tweedehandsboeken) vier
werken van Susan Sontag besteld. Over fotografie,
een standaardwerk; Over interpretatie, laatste
exemplaar, nog standaarder misschien; Onder het teken
van Saturnus en haar eerste echte roman De
weldoener (voor een prikje: 3 euro, de
verzendingskosten zijn duurder dan het boek). Ja
allemaal in vertaling, ik geef toe dat een originele
versie in het Engels misschien wel zou lukken, maar dat
ik toch veel zou missen en ik wil ook niet
vastgekluisterd zitten aan een woordenboek, wat weinig
bevorderlijk is voor de verstaanbaarheid omwille van die
onderbrekingen. Bestellen is een zaak, ontvangen is ook
een zaak, op een paar uitzonderingen na is dat altijd
gelukt – soms vraagt men het bestelde te beoordelen nog
voor ik het ontvangen heb – lezen is een heel ander paar
mouwen, vooral dat ze dan meestal terechtkomen in een
steeds langer wordende rij van wachtenden en dit
geprojecteerd op een steeds korter wordende
levensverwachting…, geen tijd te verliezen dus. De
traditie wordt weer eens bevestigd: bij elk boek dat ik
lees-, dienen er zich vier, vijf, zes andere aan die ik
dan ook wil lezen, zelfs het Coronavirus vermenigvuldigt
zich niet zo snel. Intussen zal ik dan meer dan tien
Sontagse boeken hebben, twee van haar drie postuum
uitgegeven (en vertaalde) dagboeken wil ik eerst lezen
(na de biografie van Moser), het eerst verschenen
dagboek heb ik (heel graag) gelezen. Maar we zullen nog
zien.
Doet mij ook eraan
denken dat ik mijn boeken niet louter alfabetisch moet
ordenen, maar volgens clusters en buiten die clusters
dan alfabetisch naar auteur. Een notitie voor morgen.
Vrijdag 5 maart
2021
Mijn
boekenclusters. Eerst criteria opstellen voor wat in een
cluster hoort. Ik zou zeggen: elk onderwerp of auteur
waarvan of over wie ik tien of meer boeken bezit horen
tot een cluster. Even nadenken (in willekeurige
volgorde) welke clusters dit zouden kunnen zijn. Kafka,
ongetwijfeld de sterkst uitgebouwde cluster (anderhalve
meter boeken denk ik), Friedrich Nietzsche, een
dertigtal denk ik, waarvan ik de meeste werken van de
filosoof zelf nog moet (wil) lezen, George Sand, een
oude liefde (omwille van haarzelf en haar streek, de
Berry), Rilke, Richard Wagner, Paula Modersohn-Becker en
bij uitbreiding Worpswede, Marina Tsvetaeva,
Oriëntalisme (meer bepaald in de ogen van de
Westerlingen uit de XVIIIe en XIXe eeuw), Thomas Mann,
Susan Sontag (daar is ze), Spinoza, Machiavelli, Wenen
Fin-de-siècle, Goethe, Johann Sebastian Bach, Etty
Hillesum, Herman Hesse, Hannah Arendt, Jeanette
Winterson, Virginia Woolf (en de Bloomsburygroep),
Maarten Luther, John Ruskin en de Prerafaëliten, Marcel
Proust, Fernando Pessoa, James Joyce, Marguerite
Yourcenar, Marguerite Duras, Martha Nussbaum, Geerten
Meijsing en Richard Powers wellicht net niet… dat zal
het stilaan zijn zeker? Tja, veel Duitsers zo te zien,
het Angelsaksische luik is duidelijk minder
vertegenwoordigd.
Zaterdag 6 maart 2021
Wat maakt een kunstwerk tot een kunstwerk? Of beter
gezegd: wat maakt een kunstwerk van dit (kunst)werk?
Maar dan vanuit het oogpunt van de kunstenaar. Je hebt
iets in je hoofd, maar dan heb je je handen en hun
gewoontes. Daar kan je niet vanuit. Wat je tenslotte
schept heeft zelden gehoorzaamd aan de gewoontes van je
handen, brengt iets anders voort en ja, je moet
bekennen, er zit iets in (vaak ook niets), het kan
doorgaan voor een kunstwerk, al is het soms ver van het
beoogde (gedachte) werk dat je in je hoofd had. De
kleuren zijn anders, de vegen van je borstel draaien
anders uit op het doek om van de uiteindelijke vorm maar
te zwijgen. De Franse schrijfster Lydie Salvayre
beweerde ergens: ’De mislukking is het principe van
ieder kunstwerk. Er zit een onmogelijke coïncidentie
tussen het gedroomde project en zijn voltooiing’, wat
dus mijn voorgaande redenering enigszins tegenspreekt,
want bij mij is er geen sprake van een mislukking,
tenzij je het anders uitvallen van een
gedachtenconstructie een mislukking wilt noemen. Over
die ‘onmogelijke’ coïncidentie tussen gedroomde,
gedachte, vooraf ingebeelde project en het uiteindelijk
resultaat, daar zit wel iets in, maar dat ligt niet aan
een mislukking, eerder aan het toeval, het noodzakelijk
toeval eigenlijk. Ik denk dat er weinig, zelfs geen,
durf ik stellen, kunstwerken beantwoorden aan het vooraf
in het hoofd van de kunstenaar uitgewerkte model, meer
zelfs heel wat (de meeste?) kunstwerken ontstaan in de
loop van het tot stand komen, zelfs met literatuur is
dat zo. Welk schema je ook in je hoofd hebt, desnoods
uitgetekend hebt (met daar al ‘schematische’
aanpassingen, nooit zal je verhaal of je roman er zo
uitzien, onderweg ontmoet je onvoorziene aftakkingen
waarbij het zonde zou zijn die niet te exploreren.
Hierbij is zeker niet gezegd dat inspiratie gekoppeld
aan intellect en associatievermogen nutteloos zijn bij
het vervaardigen van een kunstwerk of roman,
integendeel. Het enige wat ik wou zeggen is dat er
tussen het beeld en de uiteindelijke realisatie een
discrepantie zal bestaan, waarvan de toeschouwer of
lezer niet op de hoogte is of kan zijn (en niet hoeft te
zijn). Dit voorafgaand beeld is evenwel noodzakelijk –
geen wit blad mag wit blijven –, meer zelfs het is
misschien niet noodzakelijk maar toch welkom als je over
een aantal kapstokken beschikt, zoals dat in deze
dagboekaantekening was met het citaat van Lydie
Salvayre, en daar dan op voortborduren, zonder te weten
waar je gaat uitkomen.
Zondag 7 maart 2021
Nog eens Susan
Sontag – intussen is Mosers biografie over haar al een
tijdje uit, ben ik al begonnen aan In Amerika van
Sontag. Een anekdote die niet in de biografie staat maar
die Moser mij zelf verteld heeft bij de voorstelling van
zijn boek, goed anderhalf of twee jaar geleden in
Boekhandel De Reyghere. Tijdens een interview voor een
of ander televisiestation steekt Susan haar vierde
sigaret op, en ‘Ja’ zegt ze ‘ik ben ook opgehouden met
roken.’ Kan niet typischer Susan Sontag zijn. Opvallend
is ook dat ze zonder blikken of blozen – sterke
persoonlijkheden kunnen zich dat veroorloven – niet
alleen van mening verandert, maar soms frontaal ingaat
op wat ze een paar jaar eerder had geschreven. Nu, zo
buitengewoon is dat wel niet, een mens, en zeker een
wijs mens, komt wel eens terug op wat hij vroeger heeft
beweerd. Levenservaring heet dat en levenservaring heeft
ze stellig opgedaan, zeker toen ze naar Sarajevo trok om
daar tussen de puinen van een te gronde gerichte stad en
het voortdurende gevaar van sluipschutters en Servische
bombardementen, Samuel Beckets Waiting for Godot
op te voeren, met plaatselijke hongerige (letterlijk)
acteurs en actrices. In Amerika is trouwens
opgedragen ‘Voor mijn vrienden in Sarajevo’.
Maandag 8 maart
2021
In haar Dagboeken
laat Susan Sontag desalniettemin haar onzekerheid
omtrent zichzelf doorschemeren en is ze vaak bijzonder
kritisch omtrent haar houding. Benjamin Moser zegt het
zo: ‘In haar dagboeken spaarde ze zichzelf niet – al was
ze daarin altijd op zichzelf gericht. Dat is natuurlijk
ook waar dagboeken voor bedoeld zijn.’ Is dat zo? Dat
dagboeken bedoeld zijn om je zelf aan te spreken? Zoals
pubers hun dagboekaantekeningen vaak beginnen met ‘Dag
dagboek?’. In die zin schrijf ik niet echt
dagboekfragmenten, eerder losse notities, mijmeringen,
persoonlijke beschouwingen. Blog zou ik het moeten
noemen, maar ik verafschuw dat woord, klinkt zo
log(boekachtig), zo digitaal (pejoratief bedoeld dus).
Nu, in een van de dagboeken van Susan Sontag lezen we:
‘Een van de belangrijkste (sociale) functies van een
dagboek is juist dat het heimelijk door andere mensen
kan worden gelezen.’ Ook typisch Susan hoor. Is
schrijven niet altijd bedoeld als een communicatie met
de ander? En heeft Susan niet uitdrukkelijk aan haar
zoon gevraagd om haar dagboeken na haar dood te
publiceren, mits hier en daar wat op te schonen?
Ook van haar, maar
niet in haar dagboeken, maar in een essay: ‘Waarom de
dagboeken van schrijvers zo interessant zijn? (..) dat
we in het dagboek de schrijver in de eerste persoon
meemaken; we maken kennis met het ego achter de maskers
die het draagt.’ De maskers van het ego, het zou een
titel van een essay kunnen zijn. Ik begin er niet aan,
wellicht wel uit schrik mijn onappetijtelijke zelf tegen
te komen.
Dinsdag 9 maart 2021
‘Fotografie is de inventarislijst van de
sterfelijkheid.’ en ‘Fotograferen is in essentie een
daad van niet-ingrijpen.’ Tweemaal Susan Sontag in On
Photography. Terwijl je spontaan zou denken dat
fotografie juist iets is om een werkelijkheid te
vereeuwigen of in elk geval een ooit bestaande
werkelijkheid, en in dat bestaande ligt de link naar die
inventarislijst. Hoe vol nostalgie kunnen ze niet zijn,
die kiekjes van oude gebouwen met kleine mensjes op de
voorgrond, die intussen allemaal gestorven zijn.
Verleden tijd en zo gaat het met elke foto, hoe fris de
afbeelding er ook mag uitzien, er zit een forse dosis
vergankelijkheid in die al begint vanaf het ogenblik dat
de foto genomen is. En dan die daad van het niet
ingrijpen. Ja natuurlijk, alleen al omdat de je het
huidige ogenblik van de opname overgeeft aan een voorbij
verleden. Maar kun je wel ingrijpen? Misschien in je
geheugen en daar een eigen verhaal van maken – ook dat
is immers ingrijpen, niet wat het was, maar hoe je het
in je geheugen gekneed hebt.
Woensdag 10 maart
2021
Zopas mijn
installatie voor de kunstroute pARTcours 2021 voltooid.
Een eye catcher noemde Valerie van de cultuurdienst het.
Tja, als het dat inderdaad zou zijn, dan verwacht ze
blijkbaar niet veel van de anderen. Persoonlijk vind ik
het ook wel geslaagd, maar niet meer dan dat, zeker niet
het meest originele kunstwerk. Wie daar een Aha-Erlebnis
bij krijgt heeft nog niet veel meegemaakt, denk ik.
Bedoeling was op dat ergens binnenskamers te
installeren, maar aangezien die optie nu wegvalt zal ik
moeten uitkijken om dat ergen buiten neer te poten. Het
probleem zal dan de verankering zijn, want het geheel
valt nogal licht uit, het minste briesje zou er voor
zorgen dat heel de installatie het op een rollen zet.

Donderdag 11 maart
2021
Een gesprek kan
niet altijd beginnen met ‘Hoe gaat het?’, zeker niet in
deze halfslachtige lockdowndagen. Wat bijvoorbeeld te
denken van: ‘En, hoe voelt het leven dezer dagen?’,
klein detail, maar onverwacht belangrijk: het kleine
woordje ‘En’ aan het begin van de zin.
Zoals Isolde bij de stervende Tristan zingt:
Doch unsre Liebe,
heisst sie nicht Tristan
und - Isolde?
Dies süsse
Wörtlein: und,
was es bindet,
der Liebe Bund,
wenn Tristan stürb,
zerstört' es nicht der
Tod?
Maar onze liefde,
Is haar naam niet Tristan
en Isolde?
Dit lieve woordje:
en,
wat het bindt
het liefdesverbond,
wanneer Tristan
sterft
vernietigt de dood
het niet?
Het kleine woordje
‘en’ dus. Nou ja, hoe voelt het leven? Wat kun je daarop
antwoorden? Als je er niet dieper wenst op in te gaan
zeg je gewoon ‘goed’, waarmee het gesprek gesproken is.
Je kunt natuurlijk antwoorden en de woorden van Isolde
citeren, in de veronderstelling dat de vraag van je
geliefde komt, maar ik heb reden (en ervaring) om aan te
nemen dat je dat soort vragen niet aan je geliefde
stelt, zeker niet in het begin van de relatie. Zo’n
antwoord geef je dan ook niet, tenzij misschien
geschreven liefst in een brief dan, geen mail of nog
erger een Whatsapp.
Over die begin ’en’
nog eens. Die ‘en’ doet dus dienst als pre-ijsbreker
(ja, ik zoek het wat ver hoor), de eigenlijke ijsbreker
is dan ‘hoe voelt het leven dezer dagen?’. Zelfs die
‘deze dagen’ voelt wat verzachtend aan, minder
existentieel dan ‘hoe voelt het leven?’ tout court, want
dan belanden we steevast in een filosofische kwestie.
Interessant, dat wel, maar niet aan dat terrastafeltje
als je net twee koffies besteld hebt.
Vrijdag 12 maart 2021
Zopas Het lied van de onbeminde (La chanson du
mail-aimé) van Guillaume Apollinaire gelezen. Ik geef
grif toe, ik zou het nog een tweede maal moeten lezen,
met onmiddellijk de aantekeningen van de vertaler Paul
Claes naast mij (die heb ik nu pas achteraf gelezen). Ik
ken geen werk dat meer tot het Symbolisme behoort als
dit hier, zelfs bij Baudelaire niet. Symbolisme,
surrealisme… de twee stromingen firten hier met elkaar.
Een probleem bij dat soort symbolische poëzie is
natuurlijk het feit dat wij nu in een totaal andere tijd
leven, veel van wat toen bon-ton of (voor kunstenaars)
gesneden brood was, is nu totaal vergeten, neem nu de
achtste strofe uit het eerste deel: ‘L’époux royal de
Sacontale / Las de vaincre se réjouit / Quand il la
retrouva plu pâle / D’attente et d’amour yeux pâlis /
Caressant sa gazelle mâle’ In de vertaling van Paul
Claes: ‘Sjakoentala’s vorst en gezel / Was moegestreden
maar verlijd / Haar weer te zien met bleker vel / En
blikken vol begerigheid / Streelde zijn meisje haar
gazel’. Noch ervoor, noch erachter enige toespeling op
die strofe. Sacontale/Sjakoentala? Zegt ons nu niets
meer – op het eerste gezicht althans. Maar wacht eens
even. Camille Claudel maakte toch ooit een beeld dat ze
Sakountala doopte?

En, vertelt Paul Claes, Apollinaire schreef ooit een
gedicht Sakountala, dat hij opdroeg aan Pablo
Picasso, bovendien schreef die andere dichter, Théophile
Gautier een libretto voor een (vergeten) ballet
L’anneau de
çacountala
van de (eveneens vergeten) componist Ernest Reyer. En
wie is die Sjakoentala nu eigenlijk? Zij was de
protagoniste van een vijfde-eeuws Indisch drama van de
dichter Kalidasa. Zij was de geliefde van koning
Doesjanta, van wie zij een liefdesring kreeg. Maar zij
verloor de ring en vluchtte naar het woud waar ze leefde
in gezelschap van een tamme gazelle. Als de koning haar
na lang zoeken vindt, neemt hij haar alsnog tot vrouw.
Verwachtte Apollinaire, le mal-aimé, ook zoiets? Zijn
geliefde, de Engelse gouvernante Annie Playden, was er
vandoor gegaan naar Londen en liet Guillaume verweesd
achter en dus ging hij (tevergeefs) naar haar op zoek in
die stad.
Zaterdag 13 maart 2021
De zeven zwaarden, zo heet de zesde sectie uit Het lied
van de onbeminde van Guillaume Apollinaire. Weer zo’n
uitermate gecondenseerde symbolische poëzie, een sectie
die even obscuur als obsceen is, schrijft Paul Claes.
Het is niet te verwonderen dat die zwaarden een seksuele
connotatie hebben, hoef je geen symbolist voor te zijn.
Zoals in de Middeleeuwen gebruikelijk was hebben de
zwaarden namen gekregen. de eerste strofe van Les sept
épees vangt aan met ‘La première est toute d’argent / Et
son nom tremblant c’est Pâline’, door Claes vertaald als
‘Het eerste zwaard is zilverwit / Zijn bevende naam is
Balein’. Daarover zegt hij dat Pâline het verkleinwoord
is van pâle, bleek dus en volgens een Franse commentator
een anagram van la pine (pik). Dus komt Claes met de
volgende uitleg: omdat de geliefde elke seksuele
toenadering afwijst, blijft het lid van de minnaar
bleekwit, bevend en kil. De rest van de verzen zijn al
even cryptisch voor wie er geen achterliggende
commentaar bij heeft, en je moet al behoorlijk thuis
zijn in de middeleeuwse legenden en de antieke wereld
met zijn fantasierijke mythologie om zelfs die
commentaar naar waarde te snappen. Maar met die
commentaar, bezorgt een (trage) lezing je een
verbluffende poëtische ervaring.
Die symbolisten toch, nou ja het waren mannen nietwaar,
allen uit hetzelfde hitsige hout gesneden. Anderzijds,
het moet niet altijd doodnuchter en hyperreëel zijn,
heerlijk om toch af en toe te (dag)dromen.
Zondag 14 maart 2021
Nog eens Górecki. Zijn bekendste werk, de derde
symfonie.
Sinfonie der Klagelieder / Symhony of Sorrowful Songs.
Volledigheidshalve: Symfonia
Pieśni Żałosnych,
de symfonie van de klaagliederen dus. De muziek dringt
door tot op, nee tot in je merg en zeker het tweede
deel, Lento et Largo – Tranquillissimo , traag en breed
– zeer stil. De tekst van de liederen doet hier en daar
denken aan de Mauthausenliederen (tekst van
Iakovos Kambanellis):
Vertel me toch waar m’n liefste is; bij Górecki: Kajze
mi sie podzioł
mój synocek mił? / Waar is hij heen, mijn liefste zoon?
Maar het schrijnendst is natuurlijk de tekst die Henryk
Górecki gebruikte voor dit huiverende tweede deel: ‘Nee,
moeder, huil niet. Allerzuiverste moeder Gods, bescherm
mij altijd. Ave Maria.’ De tekst die gegrift stond op de
wand van cel. Nr. 3 in het hoofdkwartier van de Gestapo
(‘het Paleis’) in Zakopane – by the way, Zakopane was
het dorpje waar de zangeres Maryna Zalevska uit In
Amerika van Susan Sontag op vakantie placht te gaan
-. Onderaan die woorden staat ‘Helena Wanda Błażusiakówna,
18 jaar oud, gevangen sinds 26 september 1944’. Het is
dan ook de muziek van
Górecki en de stem van de sopraan die het geheel zijn
zeer ontroerend en striemend karakter bezorgt. Welke
uitvoering? Momenteel de London Sinfonietta onder
leiding van David Zinman met als sopraan de Amerikaanse
Dawn Upshaw. Nog altijd een referentie-opname en die
betekende ook de doorbraak van Upshaw in 1993.
Ja die Górecki hé, daar word je niet goed van. Naar dat
soort muziek moet je heel gedoseerd luisteren, heel af
en toe eens. En je moet ook alleen zijn, vind ik, om een
beetje die eenzaamheid van dit meisje (mee) te kunnen
voelen.
Maandag 15 maart
2021
Vivian Gornick in
Een vrouw apart en de stad (zeer zeker, ze is een
vrouw apart en de stad is New-York).
“Er bestaan twee
soorten vriendschap: die waarin mensen elkaar stimuleren
en die waarin mensen zichzelf moeten stimuleren om bij
elkaar te kunnen zijn. voor de eerste soort vriendschap
zet je dingen opzij; voor de tweede zoek je een gaatje
in je agenda.
Vroeger dacht ik
dat dit onderscheid vooral te maken had met de chemie
tussen twee mensen. Tegenwoordig zie ik het meer als een
kwestie van temperament. Wat ik bedoel is dat sommige
mensen van nature snel gestimuleerd worden zijn en dat
het voor anderen hard werken is. De eerste voelen zich
graag expressief, de laatsten zijn ontvankelijker voor
melancholie.
New Yorkse
vriendschappen zijn een les in de tweestrijd tussen je
overgeven aan melancholie of aan de aantrekkingskracht
van het expressieve. De trottoirs stikken van de mensen
die ernaar verlangen te ontsnappen uit de gevangenis van
het ene naar de belofte van het andere. Er zijn tijden
dat de stad er haast onder lijkt te bezwijken.”
Dinsdag 16 maart
2021
Over fotografie.
Susan Sontag schrijft er veel over, ook heel boeiende
zaken, toch heb ik iets gemist in haar op- en afgaande
redeneringen, met name over die blijkbaar eeuwige (nu ja
de fotografie bestaat hooguit nog geen 200 jaar) twist
tussen Wahrheit und Dichtung. Foto’s ja, omdat het kunst
is, omdat het schoonheid (Dichtung) oplevert, een
esthetisch genoegen of (waarom niet en?) foto’s ja omdat
het echt is: what you see is what you get (WYSIWIG),
waarheid dus. Schoonheid ook, misschien vooral, zeker
van het banale, het alledaagse – en dat is meestal niet
proper, er hangt altijd een luchtje aan: armen in een
slopenwijk, mijnwerkers in het zweet, grimmige
guerillero’s of de paprika van Edward Weston, de handen
van de poppenspeler van Modotti. En hier al een eerste
kanttekening: nergens in haar essays vermeldt Sontag de
naam van Tina Modotti, nochtans een vrijgevochten vrouw,
revolutionaire én fotografe, en niet eens een
doordeweekse pionier van de fotografie, terwijl er vaak
wordt ingegaan op de foto’s en kritieken van haar
minnaar (later ex-minnaar) Edward Weston. Merkwaardig.
Maar waarheid? Nooit ofte nimmer (vind ik, geen
fotograaf maar kijker zijnde), gewoon al door de
kadrering dat aan elke foto eigen is, wat je ziet op de
foto zit in die rechthoek, maar je ziet immers ook wat
buiten het kader is, je handen, de tekst errond, je
scherm de wand van het lokaal… Over die kadrering, geen
woord bij Susan. Wel heb ik heel wat fotografen bij naam
leren kennen, sommige kende ik al maar niet direct hun
foto’s, van andere kende ik beroemde foto’s maar niet
wie ze genomen had. Ja, ook dat: een foto neem je niet,
een foto maak je. De fotograaf-kunstenaar die spreekt.
Over de vraag of fotografie een schone kunst is, daar
gaan we maar best over zwijgen, zelfs de meningen bij
(beroemde) fotografen staan wat dat betreft soms
diametraal tegenover elkaar en dan de relatie
schilderkunst-fotografie… een discussie die, zo heb ik
de indruk, wel stilaan achter de rug is.

Woensdag 17 maart
2021
‘Maar foto's verklaren niets; ze constateren alleen
maar’ beweert Susan Sontag in één van haar essays over
fotografie. Dat lijkt wel te kloppen, maar wat als er
onderschriften bij staan? Werkt dat niet een beetje
zoals met een titel en een schilderij? Zelfs als je bij
een abstract schilderij een (concrete) titel plaatst,
zal dat toch heel anders overkomen dan als je gewoon het
schilderij zonder titel ziet (niet met als titel ‘Zonder
titel’ als je begrijpt wat ik bedoel), meer zelfs ik
durf te stellen dat onderschrift meestal meer zegt dan
de foto zelfs of anders gezegd dat de ondertitel je
anders naar de foto doet kijken, je andere
(bij)gevoelens geeft.
Neem nu de onderstaande foto van William Eugene Smith
(1918-1978). Ik vind het een van de aandoenlijkste
foto’s die ik ken, misschien wel de aandoenlijkste. Twee
kinderen – meer kind kunne ze niet zijn ! – op stap,
naar het licht. En dan? Waar gaan ze heen? W.E. Smith
nam deel aan het project van Edward Steichen
(1879-1973), The family of man, een groots opgezette
tentoonstelling voor het MOMA in New-York, in 1955,
momenteel niet zover van hier permanent te zien in
Clervaux, Luxemburg. Met haar meer dan 10 miljoen
bezoekers de grootse fototentoonstelling ooit (meer dan
500 foto’s van gekende en minder bekende fotografen van
ver de hele wereld). Ja waar gaan die peuters naartoe?
Wel, de ondertitel die men op de tentoonstelling eraan
gegeven geeft, verklaart alles, al is het natuurlijk
(net als elke ondertitel) een interpretatie van de
(afgebeelde) werkelijkheid. Het is een regel uit een
lang gedicht van de Franse dichter Saint-John Perse
(1887-1975).

A world to be born
under your footsteps.
Saint-John Perse
De oorspronkelijke
regel luidde : ‘un monde
à naître sous vos pas’ (uit : Saint-John Perse, Vents)
Die kinderen gaan hun toekomst tegemoet! Onbevangen,
naïef, kinderlijk, onschuldig… en wij volwassenen,
ouders moeten ze uit handen geven.
Een kleurfoto zou dat nooit kunnen weergeven, maar dat
is een andere discussie.
Maar wat de ondertitel betreft, er kon geen betere
ondertitel geselecteerd worden en omgekeerd, er kon geen
betere foto bij deze regel gekozen worden. Het is nog
altijd één van mijn absolute lievelingsfoto’s.
Ja, een zwaar stuk nostalgie komt hier naar boven. De
catalogus met alles foto’s uit de tentoonstelling
koester ik al heel lang (sinds mijn jeugd, vanwaar dat
boek komt weet ik niet eens meer) en later heb ik ook de
gelegenheid gehad de tentoonstelling in situ te
bezoeken. Wie weet keer ik er ooit terug.
Donderdag 18 maart
2021
“Goede gesprekken
zijn geen kwestie van gedeelde interesses, belangen of
idealen, maar van temperament.” Een fijn doordenkertje,
geoffreerd door Vivian Gornick. Op het eerste gezicht
zou ik nochtans gedacht hebben: laat mijn
gesprekspartner maar liefst mijn interesses hebben
(kunst, literatuur, muziek…), liefst aan dezelfde kant
van het maatschappelijk-politiek spectrum staan, al vind
ik dit minder belangrijk. Nee dus, zo’n gesprek kan ook,
wel stilvallen, maar praten (en luisteren!) met
hetzelfde temperament? Toen ik die zin las en nog eens
herlas, moest ik bekennen dat dit cruciaal is voor een
(langdurige) vriendschap: laat de meningsverschillen
maar komen dan, we praten ze immers weg, niet het
onderwerp maar de persoon (het temperament) bepaalt de
goesting, de zin naar meer, naar voortduren.
Spontaneïteit, zorgeloosheid, “Je loopt niet op eieren”
zoals Gornick aangeeft. Ergens anders schrijft zij ook:
“De meest wezenlijke vorm van verbondenheid buiten seks
is conversatie.” Conversatie als een manier om seks te
beleven? Neen, conversatie én seks als vormen van
verbondenheid: spontaneïteit, zorgeloosheid…, ik zei het
reeds. Het moet in beide vormen kunnen.
Vrijdag 19 maart 2021
Al die korte stukjes bij Gornick. In het begin dacht ik:
komt er nog wat van? Maar eens je door een aantal van
die stukjes heen bent, valt je de verscheidenheid en
vaak het puntige ervan op. Eentje wil ik nog eens
volledig overnemen, ze zijn nergens gedateerd en dat
hoeft ook niet. Wat zou daar de meerwaarde van kunnen
zijn? De locatie is wel bepaald: New-York en vaak de
plaats in de stad: het noordeinde van Broadway, op de
hoek van Fifth en Fourteenth,…
Hier gaat het: “Door het onbewuste te ontdekken en
verkennen kwam Freud tot de belangrijke conclusie dat
ieder van ons, van zijn geboorte tot aan zijn dood, een
vat vol tegenstrijdigheden is. We willen volwassen
worden en we willen niet volwassen worden; we hunkeren
naar seksueel genot en we vrezen seksueel genot; we
haten onze eigen agressie – onze woede, wreedheid, de
drang anderen te vernederen – als is die afgeleid van de
grieven die we het minst graag opgeven. Ons lijden is
een bron van zowel pijn als geruststelling. Wat Freud
het moeilijkst te genezen vond in zijn patiënten was de
onwil om genezen te worden.”
Zaterdag 20 maart
2021
Vaak oogstrelende
zinnen bij Gornick, neem nu: “Ook mijn vrienden moeten
de caleidoscoop van dagelijkse beslommeringen heen en
weer schudden om tot een patroon te komen waarbinnen ze
de pijn van intimiteit, het rumoer van de openbare
ruimte en de verrukkelijke tussenkomst van vreemden een
plaats kunnen geven.”
Niet alleen een
mooi en treffende beeld van die caleidoscoop en het
patroon dat ontstaat bij het schudden – wie heeft er als
kind nooit in verwondering gestaan bij dat schudden aan
zo’n kleurrijke verrekijker, dichtkijker eigenlijk? Maar
ook scherpe inhoud: de pijn van intimiteit! De
verrukkelijke tussenkomst van vreemden!
Tja, de pijn van intimiteit, maar ook de pijn van
niet-intimiteit (die eigenlijk al in de intimiteit
besloten ligt), de pijn van nog niet vervulde
intimiteit, die eerder een zoete pijn is, want we mogen
nog hopen. Eigenlijk een mengeling van pijn en
gelukzaligheid. Wat heeft de overhand?
Zondag 21 maart
2021
Is dat vandaag niet
de lente die officieel aanvangt? Overal begint het te
bloeien en te groeien. De natuur wordt in de meest
verscheidene kleuren gegoten. Zou dat geen prachtige
foto’s kunnen opleveren? En toch prefereer ik de
zwart-wit fotografie. Uit principe? Nee, omdat het
mooier is. Kleuren dat is voor de schilderkunst,
zwart-wit is voor de fotografie.
Zwart-wit of kleur? Wat verkies je: Dichtung oder
Wahrheit?
Zwart-wit dat zijn
foto’s, kleur dat zijn prentjes.
Veel gekende
fotografen geven de voorkeur aan zwart-witbeelden omdat
ze die ‘subtieler en decoratiever vinden dan
kleurenfoto's, of minder voyeuristisch, minder
sentimenteel en minder grof natuurgetrouw’ dixit Susan
Sontag. Denk maar aan Henri Cartier-Bresson, altijd
gezworen bij zwart-witfoto’s.
Maandag 22 maart
2021
Op aarde schitteren
we even
van Ocean Vuong uitgelezen. Een prachtige roman, een
krachtig boek! Wat iets anders is dan een boek graag
gelezen hebben. Het (lichtjes) experimentele karakter
heeft mij zeker geboeid. Die (on)regelmatige verandering
van stijl en van onderwerp. Oud naast jong, Vietnam
Amerika, peuter tiener, grootmoeder moeder… je zou
denken, dat loopt door elkaar en stort op een bepaald
moment ineen, maar neen, die voortdurende en
terugkerende tegenstellingen zijn mooi gedoseerd en
verpakt. Behalve misschien het citaatachtige geschrijf
van bladzijde 169 tot bladzijde 187. De Green apple van
bladzijde 184 was een leuke vondst, maar die vondst nog
eens herhalen op het einde van het hoofdstuk, was dan
weer een mineurtje (vond ik). – vondsten moeten bij
voorkeur eenmalig blijven.
Wel mooie zinnen,
of vaker zinsdelen, als sprankelende vonken die er wel
niet in slagen de hele vertelling in vuur te zetten.
Hier een daar zowel hilarische en tegelijkertijd
ontroerende passages, zoals bij die dame met haar
kunstbeen, zij wou dat Rose haar kunstbeen ook
masseerde.
De keuze van een
brief is altijd wel dankbaar voor een schrijver, wat je
vertelt krijgt zo een tegelijkertijd direct en een
echtheidskarakter. In een brief kun je slaan maar ook
zalven, en zeker met dat laatste eindigen. Diplomatie is
eigen aan de briefvorm. Een brief is een verkapte vorm
van spreektaal, maar dan wel eenrichtingsverkeer.
En dan die
expliciete neukscenes tussen de twee homoseksuele
jongeren. De thematiek is in (over-in vind ik), maar was
dat wel nodig voor de roman? Met andere woorden heeft
dat toegevoegde waarde? Lees: kan het niet wat subtieler
misschien? In het begin kwam het mij wat gekunsteld
over, zeker toen ik de zin of het zinsdeel op bladzijde
94 las:’ … alles wat ik van de zomer wist zou
veranderen…’ , niet dat ik op die zin zat te wachten,
maar toen ik hem las (heel ver in de roman) dacht ik
onmiddellijk: ha, daar hebben we het. En inderdaad daar
hadden we het of hem, Trevor, ‘De jongen van wie ik
leerde dat er iets bestond wat nog genadelozer en
totaler is dan werk: begeerte’. Overigens een prachtzin.
Conclusie na al de
sterrenregens die deze roman gekregen had, heb ik die
onverwijld gekocht - voor later, de leesgroep verstoorde
echter mijn (niet ernstig) vooropgezette planning.
Nja, nja, hier en
daar was ik toch wat ontgoocheld of beter: ik had er
iets meer van verwacht, maar al bij al een sterk relaas,
tussen de regels lees je zelfs de kroniek van zowel een
historisch als een persoonlijk drama..
Dinsdag 23 maart
2021
Franz Kafka,
Brieven aan Milena. Dat was mijn eerste contact met
Kafka, ik was zestien en vond het boek in de bibliotheek
van Oostkamp. Ik was er meteen weg van. Wat een document
humain! Sindsdien heeft Kafka mij nooit meer losgelaten.
Daarna alles lezen van Kafka, dat was doenbaar, drie
romans, een pak verhalen, zijn dagboeken en zijn
brieven. Alles lezen over Kafka? Vergeet het, geen
bibliotheken maar straten van bibliotheken zijn er
gevuld over de man en zijn werk. En zo heb ik ook al het
werk van Kafka in mijn bibliotheek staan, zo ook de
Briefe an Milena, maar wel in het Duits dus. Maar ik
wou per sé die Brieven aan Milena, de Nederlandstalige
uitgave van de brieven, mijn intrede tot het oeuvre van
deze grote schrijver. Nog verkrijgbaar? Al lang niet
meer. Antiquariaten? Jawel, gezocht en gezocht en ook op
boekwinkeltjes.be waar je zowat alles kunt vinden van
wat er ooit verschenen is. Nou ja, alles behalve de
Brieven aan Milena. Ooit werden daar alle brieven
van Kafka aangeboden, maar met een kleine voetnoot:
‘behalve de Brieven aan Milena’. En ja, af en toe, zoek
een mens naar die Brieven aan Milena. Maar steeds
was het ‘niets gevonden’. Verleden week echter, tijdens
een slapeloze periode ’s nachts, het was 3 uur, toch nog
eens gezocht op Boekwinkeltjes. En, nee, geen exemplaar
van de Brieven aan Milena, maar twee exemplaren!
Twee dan nog! De een ‘lichtjes gekreukt met scheurtje in
de rug’ , de andere ‘gebruikt exemplaar, riekt naar
tabak’. Maar goed, stante pede of beter iacentem ad
pedes (of zoiets) mijn bestelling geplaatst, zoals
meestal met die boeken uit Nederland waren de
verzendingskosten hoger dan de prijs voor het boek zelf.
Intussen is het boek gearriveerd, het stond op een
middag heel Kafkaans aan de voordeur.
Woensdag 24 maart
2021
Beeldbank Brugge
bestaat 20 jaar! Sinds enkel jaren werk ik een halve dag
per week als vrijwilliger voor het Stadsarchief Brugge
waar ik mij voornamelijk bezig houd met het
inventariseren en beschrijven van foto’s uit de zeer
uitgebreide collectie. Naar aanleiding van die
verjaardag werd mij gevraagd mijn favoriete foto uit de
Beeldbank te kiezen en te vertellen waarom. Heb ik
geprobeerd, een quote van Susan Sontag in het
achterhoofd: ‘Men kan de geschiedenis van de
fotografie samenvatten als de strijd tussen twee
verschillende opdrachten: de dingen mooier maken; en de
waarheid vertellen.’ Ziehier de foto:

Oorlogsvluchtelingen uit
Cambrai tijdens WO I
En dan mijn
commentaar: Er is bij foto’s blijkbaar zoiets als een
eeuwige twist tussen ‘Wahrheit’ en ‘Dichtung’, vorm en
inhoud, wat niet helemaal hetzelfde is natuurlijk.
Foto’s ja, omdat het kunst is, omdat het schoonheid
oplevert, een esthetisch genoegen (Dichtung) of foto’s
ja omdat ze echt zijn: what you see is what you get
(WYSIWIG), waarheid dus. Schoonheid ook, misschien
vooral van het banale, het alledaagse – en dat is
meestal niet zo proper, er hangt altijd een luchtje aan:
armen in een sloppenwijk, mijnwerkers in het zweet,
grimmige guerillero’s of de handen van de poppenspeler
van Modotti.
Je zou kunnen
stellen dat het materiaal van een beeldbank in de eerste
plaats de werkelijkheid zou moeten weergeven: kijk zo
zag het er vroeger uit. Waarmee je eigenlijk meteen
zegt: dit is helemaal niet werkelijk, het is immers een
afbeelding van wat ooit werkelijk geweest is. Een foto
is een afbeelding - in Platoonse termen zelfs een
afbeelding van een afbeelding - gewoon al door de
omkadering en het mogelijk repetitieve karakter en het
feit dat het afgebeelde niet meer kan zijn wat het
(even) was
(panta
rei
!). En
eigenlijk zou je kunnen zeggen dat elke foto in zijn
verstarring een rigor mortis is of op zijn minst een
memento mori.
Maar weten en nog
meer beseffen hoe het vroeger was, het mag niet alleen
voor geïnteresseerden in de geschiedenis belangrijk
zijn, het kan ook een reflectie betekenen op de
hedendaagse maatschappij.
Neem nu de foto die
ik uit de Brugse Beeldbank gekozen heb, niet eens een
van Brugge: Oorlogsvluchtelingen uit Cambrai
(foto ZB_FO_280). Een waar document humain! Van
vluchtelingen uit Cambrai naar de immigranten in Calais,
de stap is vlug gezet. Cambrai/Calais.
Kamerijk heeft het
doorheen de geschiedenis hard te verduren gehad: tussen
1340 en 1477: belegerd door Edward II van Engeland,
ingenomen en vernietigd door de Bourgondiërs en de
Fransen, een tijdje onder Duits bewind, ingelijfd door
Louis XI, begin XVIe eeuw veegde de pest 80% van de
bevolking weg, in WO I plat gebombardeerd door de
Engelse luchtmacht, de bevolking op de vlucht (zie foto,
eigenlijk een propagandafoto van de Duitsers) en nu
kraakt de stad zowat onder de Corona pandemie. Zit dit
allemaal in die foto? Neen en ja, je staat er wel bij
stil. Is dat echt? Neen, het is niet meer, het was. Is
dat een mooie foto? Hier zou nu een (oeverloze)
discussie kunnen volgen over wat schoonheid is. Welnu,
voor mij zit er menselijke schoonheid in die foto. Zeker
als je naar de man en de vrouw op de voorgrond kijkt,
moedig op weg naar een (onzekere) toekomst, ook al weet
je dat beiden al lang gestorven zijn.
Wie meer wil te weten komen,
raadplege:
erfgoedbrugge.be.
April
2021
Donderdag 1 april
2021
Ik ben gehecht
geraakt aan de jaarlijkse Imago-kalender of de kalender
van het Nederlands Klassiek verbond (NKV dus). Elk jaar
een ander thema en dit jaar: ware vrienden, vriendschap
in de oudheid. Steeds verzorgd met mooie foto’s en op de
keerzijde een goed gedocumenteerde uitleg door een
specialist€ ter zake. 1 april, er mag weer een blaadje
omgedraaid en zo verdwijnen Theseus en Heracles ten
voordele van het paar Harmodius en Aristogiton, twee
Atheense tirannendoders (en elkaars minnaars). Het
beeldenpaar van de beeldhouwers Critius en Nesiotes komt
mij niet onbekend voor, maar het is eer de houding van
het paar dat mij aan een ander stel doet denken. Elly
Jans die de commentaar bij de beelden geschreven heeft
verhaalt een typisch avontuur van de beeldengroep:
aanvankelijk geplaatst op de agora van Athene, gestolen
door de troepen van Xerxes (de man van Ombra ma fui bij
Händel) en neergepoot in Susa, een van de Perzische
hoofdsteden, maar terug gehaald door Alexander de Grote
en opnieuw in Athena. Een Romeinse kopie bevindt zich
momenteel in het archeologisch museum van Napels.

Vrijdag 2 april
2021
Vandaag bijeenkomst
van de leesgroep (of wat er nog van overblijft). Op het
menu: Op aarde schitteren we even van de
Amerikaans-Vietnamese schrijver Ocean Vuong.
‘Hartverscheurend verhaal van duizelingwekkende
genialiteit’ De Standaard der Letteren. Kom, kom, DSL,
niet overdrijven zeg. ‘Grandioos verwoord’ in De Morgen,
daar kan ik al beter mee instemmen.
Zoals ik verwachtte
is het boek door iedereen (we waren met vijf) goed
onthaald. Wat mij nog het meest opviel was dat ik al
veel vergeten was, maar door de anderen te horen, kwamen
de beelden toch weerom. Ik was van plan om zoals de
vorige keer, de roman te herlezen, maar ik heb er van af
gezien omdat ik zo nodig andere lectuur verkoos, in casu
de (meesterlijke) essays die Susan Sontag in de jaren 60
(the roaring sixties!) bijeen schreef en die gebundeld
zijn in Against Interpretation genoemd naar het
eerste essay uit de bundel. Ik las ze in het Nederlands
Tegen interpretatie, de meeste essays vertaald
door die oude rot Pé Hawinkels. Wat mij ook opviel
tijdens de bespreking was dat men wel eens vergat dat
het hier om fictie ging, weliswaar met een sterk
autobiografische ondertoon (welke fictie is dat niet?).
De roman staat vol met passages over homoseksualiteit en
drugsgebruik, en zogenaamde ‘typisch’ Amerikaanse mores,
maar dat is toch allemaal geen mainstream.
Zaterdag 3 april 2021
Paaszaterdag, stille zaterdag, maar dat geldt niet voor
mijn buurman die zijn wekelijkse rondjes met zijn
grasmaaier aan het draaien is. Je zou verlangen om in
Sint-Martens-Latem te wonen, maar toch liever niet in
die opgeblazen gemeente. Maar met gesloten ramen (en een
muziekje op de achtergrond – Organa antiqua Italica,
in casu: Bologna) valt het al bij al best mee. Mijn
gewild ritme nog altijd niet gevonden, de tijd tikt
ongenadig vlug vind ik. Ik verlies nog te veel tijd aan
indutten, neerliggen, nietsen ed. En ’s nachts dan
wakker liggen, de verkeerde wereld. Nochtans broedt ik
nog op een paar projectjes: mijn te lezen boeken (maar
dat staat apart), een verhaal/novelle schrijven, maar ik
geraak daarmee niet van de grond, dagboek, ja ben daar
mee bezig, experimenteren met schilderen, ik heb al iets
in het hoofd, maar kwestie van te beginnen en het
eeuwige rangschikken van mijn boeken – over buitenwerk
wil ik nog niet hebben: mijn regenton eens recht zetten
omdat die schuin inzakt, mijn schutting met wilgentakken
voltooien, informeren voor een extra parkingplaats naast
mijn oprit, … en zo zijn er nog wel een paar. Maar
zaterdag is kruiswoorddag en daar zijn we momenteel nog
niet aan begonnen.
Zondag 4 april 2021
Alleluja! Waar deze kreet vandaan
komt is mij een raadsel. Even een etymologisch
woordenboek erbij nemen. Ik citeer:
alleluja
tw
– of tussenwerpsel -. als lofkreet; zn. 'loflied. Mnl. als
allelua is gheseghet 'wanneer het alleluja is
gezegd' [ca. 1350; MNW tract], halleluja [1637;
Statenbijbel].
Via christelijk
Latijn alleluia en Grieks allēlouīa ontleend
aan Hebreeuws halləlū-yāh 'loof de Heer'. De vorm
met h- is rechtstreeks op het Hebreeuws
gebaseerd.
De
Statenvertaling nam halleluja als onvertaald
Hebreeuws woord op. Dit is dan ook de gebruikelijke vorm
gebleven binnen de protestantse kerk. In de katholieke
eredienst is daarentegen de op het christelijk Latijn
gebaseerde vorm zonder h- het gangbaarst. Bij
uitbreiding betekent (h)alleluja ook 'loflied
(waarin dit woord gezongen wordt)'.
Ja, ja, als allelua is gheseghet,
heeft het in het Osten
gedaeghet. zijn de bocken bronstig, zijn de tijden
gonstig, allelua!
Maandag 5 april
2021
Documentaire bekeken (DVD). Lascaux,
Prähistorische Kunst in der Höhle. Duits
gesproken, maar dat viel nog mee. En waar is mijn mooie
boek over Lascaux? Lascaux ou la naissance de l’art?
Straks even zoeken, ik zou niet weten waar eerst te
beginnen. De begeleidende tekst is van Georges Bataille,
dat zou je misschien niet verwachten van hem, of als je
even verder denkt juist wel: oervormen, het
natuurlijke, het ongekunstelde in de mens. Gezocht en
nog tamelijk vlug gevonden dit prachtig geïllustreerd
boek uit de Skira reeks van Flammarion, uitgegeven in
1955, herdrukt in 1980. Aan mijn handtekening te zien
(erg leesbaar) moet ik dit boek al lang in mijn bezit
hebben, momenteel teken ik mijn boeken niet meer, ik
voorzie ze wel van een Ex libris in reliëf: een ginkgo
bilobablad met ernaast mijn initialen B. M. ook al
herinner ik mij niets van de aanschaf of de inhoud, ik
herinner mij wel dat ik de teksten van Bataille gelezen
heb, aan de enkele onderstrepingen merk ik het ook.
Lascaux daterend uit de Leptolithische
periode, maar zoals Bataille mooi aangeeft ‘la phase de
l’âge à laquelle il arrive encore de donner parfois le
nom moins précis, moins scientifique, mais plus heureux,
d’ « Age du renne ». En ook een paar typisch
Bataillaanse ideeën. ‘Si les animaux se distinguent
clairement de l’homme, c’est peut-être le plus nettement
en ceci : que jamais, pour un animal, rien est
interdit; le donné naturel limite l’animal, il ne se
limite de lui-même en aucun cas. L’interdit, het
verbodene, het domein bij uitstek van Bataille, zeker op
seksueel gebied.
En ja, prachtige foto’s (zoals we dat bij Skira gewoon
zijn), met het voordeel dat je wat langer kunt vertoeven
bij een van die details van deze prehistorische
Sixtijnse kapel, iets wat je ontzegd wordt als je een
DVD bekijkt, maar je je moet aanpassen aan het ritme van
de film.

Dinsdag 6 april
2021
Susan Sontag, wat een fenomeen! Wel volledig
ondergedompeld in de cultuur van de hevige sixties, maar
ze blijft zeer leesbaar, genietbaar en vooral herkenbaar
(voor soixante-huitards toch). Neem nu de essaybundel
Tegen interpretatie (Against interpretation).
Allemaal essays uit het midden van de jaren ’60. Ik kom
er hier even op terug. Akkoord, sommige ervan zijn erg
Amerikaans en gedateerd, maar de meeste krijgen toch een
meer universeel (qua tijd en plaats) karakter. Grosso
mode berust de indeling op twee inleidende essays over
kunst in het algemeen (Tegen interpretatie en
Over stijl), daarna enkele essays over literatuur,
daarna enkele over toneel (hier vooral worden
Amerikaanse uitvoeringen geanalyseerd en besproken) en
nog een paar over Film. Zij eindigt weer met een paar
opmerkelijke essays, eentje over de (toenmalige) nieuwe
trend van de happenings en een belangrijk essay over
camp, een moeilijk te omschrijven verschijnsel, Sontag
doet het in 58 puntjes. ‘De campmanier wordt niet
uitgedrukt in termen van schoonheid, maar in termen van
een bepaalde graad van kunstmatigheid, van stilering’;
‘camp ziet alles tussen aanhalingstekens’ (camp, ook
aan het begin van een zin wordt bij Sontag altijd met
een kleine letter geschreven); ‘De eerste sensibiliteit,
die van de hoogstaande cultuur, is in de basis
moralistisch. De tweede sensibiliteit, die van de
extreme gevoelstoestanden (…) ontleent haar kracht aan
een zekere spanning tussen morele en esthetische
hartstocht. De derde, camp, is geheel en al
esthetisch.’; ‘camp is het antwoord op de vraag: hoe
word ik een dandy in het tijdperk van de massacultuur’;
‘Joden en homoseksuelen zijn de meest in het oog lopende
creatieve minderheden in de hedendaagse
grotestadscultuur’. Ik ben noch het een, noch het
ander, maar die zin over die dandy trekt mij wel aan.
Een mengeling van Des Esseintes, Baudelaire en Walter
Benjamin… ik zie het wel zitten.
Woensdag 7 april
2021
‘Het dagboek biedt ons het atelier van de ziel van de
schrijver. En waarom zijn we geïnteresseerd in de ziel
van de schrijver? Niet doordat we zo geïnteresseerd zijn
in schrijvers op zich. Maar door de onverzadigbare
moderne preoccupatie met de psychologie, de recentste en
krachtigste erfenis van de door Paulus en Augustinus in
het leven geroepen christelijke traditie van
introspectie, die de ontdekking van het zelf gelijk
stelt aan de ontdekking van het lijdende zelf.’ Een
behoorlijke brok levenswijsheid van Susan Sontag in haar
essay over Cesare Pavese, die zelf ergens schrijft
(wellicht in zijn dagboeken, in het Nederlands
verschenen onder de titel: Leven als ambacht):
‘Leven is pijn en het genot van de liefde een
narcoticum’. Het zelf dat dus steeds het lijdende zelf
impliceert, althans in onze westerse en dus christelijke
traditie. Het lijkt soms wel alsof lijden een feest is
(gevaarlijke uitspraak, uiteraard in de oren van de
lijdende medemens, maar als je eens de woorden van
verschillende Bachcantates analyseert dan kun je niet
anders dan er zo over denken: Ich freue mich auf meinen
Tod (cantate BWV 82, Ich habe genug, met die overigens
onwerelds mooie aria voor alt Schlummert ein, ihr matten
Augen). En in haar essay over Albert Camus is het van
‘Het dagboek is de plaats waar een schrijver voor
zichzelf de held uithangt.’ Even op mijn lauweren
rusten, toch niemand die het zal merken.
Vrijdag 9 april
2021
Rode komeet, de biografie van Sylvia Plath, 1343
bladzijden – eigenlijk maar 1145 bladzijden tekst, de
rest aantekeningen, eindnoten – samen goed voor meer dan
1,6 kg. Van een pil gesproken, een pil met bijna de hele
tekst door een bittere ondertoon. Het leven van Sylvia
Plath was niet meteen een opeenvolging van gelukkig
momenten, al zijn die er zeker vele malen geweest, soms
geluksmomenten die als een roekeloze draaimolen
rondtolden, die niet stop te zetten was.
De biografie is bijzonder, maar dan ook bijzonder
gedetailleerd, hoe heeft Heather Clark dat allemaal
kunnen verzamelen en nagaan? Al haar dates, met naam en
toenaam, bijna avond na avond (en dat waren er een
massa), soms bijna uur na uur staan er beschreven en
passeren de revue. Wat mij dan de wenkbrauwen doet
fronsen: Sylvia is al die tijd maagd gebleven. Kom nou.
ZE is nog maar 23 jaar terwijl ik dat schrijf en heeft
inderdaad haar maagdelijkheid verloren, maar dat ze al
de tijd voordien heel kuis en met haar dates zal
omgegaan hebben? Geloof ik geen snars van, want
integendeel de ‘colleges’, de universiteiten worden daar
afgeschilderd als huizen doordrongen van promiscuïteit.
Enfin, ze is nu juist gearriveerd in Cambridge, Ted is
op komst, ben benieuwd.
Zaterdag 10 april
2021
Wat gebeuren moest, is gebeurd (ik heb er een half boek
op zitten wachten). Sylvia heeft Ted in zijn wang
gebeten op het lanceringsfeestje van een nieuw literair
tijdschrift Saint Botolph’s Review (eenmalig
verschenen, achteraf gezien). Sylvia was stoned (van als
ze arriveerde) and so was Ted. Dan doe je gekke dingen
natuurlijk, meer zelfs ze sliep de nacht na het feestje
met een andere student. Wat een decadente boel moet het
daar geweest zijn, niet zonder gevolgen weliswaar: veel
schade (te vergoeden uiteraard), nadien uitsluiting van
sommige warhoofden… en de atletische Ted Hughes (een
studente noemde hem steeds Ted Huge) die een maand lang
met een gekwetste wang rondliep moest hem vanwege de
inrichtende macht ook gedeisd houden. We zijn bijna
halfweg het boek, Sylvia toen 24 is al een flink stuk
over de helft van haar leven. Hoe tragisch toch. De
ontmoeting met Ted is in het boek wel voorafgegaan door
een heuse snelbiografie van Ted Hughes. Een echte
Heathcliff, uit dezelfde streek afkomstig zelfs. Ik ben
er ooit geweest en heb nog altijd mooie (en één slechte)
herinneringen aan de Wuthering Heights. Een pracht van
een purperen wandeling op die door heidekruid begroeide
hoogten gemaakt, geen struiken, enkel loeiende wind en
deinende heuvels zover je kijken kon. In al mijn
overmoed even niet naar de grond gekeken en onzacht
kennis gemaakt met die grond, gevolg: verzwikte voet die
mij nog lang last heeft bezorgd bij het stappen. Maar de
streek en de vergezichten, ook vanaf de kant van de weg,
waren onvergetelijk.
Zondag 11 april
2021
De hertog van
Edinburgh is gestorven. Bijna honderd is die man
geworden, betekent dat hij in 1956 er 34
was. Tijdens een receptie voor de
Fulbrightbursalen ontmoette hij (onder meer) Ted Hughes
en Sylvia Plath, beiden nog dronken van hun prille
liefde (na de receptie zou Sylvia door de talrijke
sherry’s compleet onderuit gaan). Zoals het protocol het
voorschrijft moest de hertog een gesprekje aanknopen met
alle gasten, aan Ted vroeg hij wat zijn beroep was,
waarop Ted antwoordde: ‘chaperon van Sylvia’. ‘’Ah’
antwoordde de hertog laconiek, ‘de ledige rijken’.
Sylvia en Ted hokten de weken nadien samen in Sylvia’s
kamer, zeer tegen de zin van de medebewoonsters van het
huis, waar de twee dag en nacht wilde seks hadden –
Sylvia noemde seks in haar agenda echter altijd liefde.
Ze zijn kort erna
in het geniep getrouwd, Sylvia had schrik dat ze
hierdoor wel eens haar Fulbrightbeurs zou kunnen
kwijtspelen. Doet mij denken aan Susan Sontag: love at
first sight en dan onmiddellijk trouwen. Bij Sylvia zou
haar huwelijk iets langer stand houden.
Maandag 19 april
2021
Birthday Letters dan. Nu ik er weer wat door
blader(en door het lezen van de biografie van Sylvia
Plath) merk ik hoe nauw die gedichten aansluiten bij het
leven van Sylvia zelf (gezien door het oog van Ted). Met
een beetje achtergrondkennis van Sylvia’s leven zou je
die Birthday Letters al evengoed als een
biografie van Sylvia (en Ted) kunnen bestempelen.
Bovendien zijn het gespierde gedichten vind ik die de
harde woorden niet schuwen. ‘Je was van plan me te
verpletteren / Met je opgewektheid.’ of ‘de
Rohrschachspetters van dat bloedvergieten besmeurden /
De bladzijden van je dagboek.’ of 'Roem zal komen. Roem
vooral voor jou. / Zij is onafwendbaar. En als zij komt
/ Zul je ervoor betaald hebben met je geluk, / Je
echtgenoot en je leven.' of ‘Dat blauwe pakje, / Een
krankzinnig executie-uniform, / Overleefde je vonnis.’
of ‘Een gedicht ontplooide zich uit je / Als een losse
haarstreng uit je nek / Om geknipt en bewaard te worden
in een boek.’ Die laatste regel doet me denken aan
Georges Rodenbachs Bruges-la-morte waar Hugues
(sic!) Viane de haarstreng van zijn gestorven vrouw ook
bewaart en er dan zijn minnares Jane mee wurgt.
Verder
heeft Ted het in het gedicht De God over ‘Je zat
over je bureau gebogen en huilde / Boven het verhaal dat
weigerde te bestaan.’ Een mooie omschrijving van een
writers block, heel goed gekend bij schrijvers en
dichters.
Dinsdag 20 april 2021
De
vertalingen van de ‘windgedichten’ zitten erop. Ik wist
niet dat er zoveel bij kwam kijken, maar goed het staat
op papier of beter in pdf. Het moesten er tien zijn, het
zijn er tien geworden. De verdeling is wel stukken
minder evenwichtig dan de eerste versie, maar ja dat
soms ver gezochte copyright mag je niet achteloos van je
afgooien. Drie Nederlandstalige, uit min of meer
dezelfde periode dan nog (Gezelle, Swarth, Gorter), twee
Engelstalige (Dickinson en Wordsworth) en dan een
Italiaans (Stampa), een Frans (de Ronsard), een Duits
(Hölderlin), een Portugees (Pessoa) en een Spaans
(Lorca), en zo te zien: zeven mannen en slechts drie
vrouwen en dat had vooral te maken met die verplichte
wind, de maximum lengte en het feit dat ik voelde dat ik
genoeg gezocht had; ik had wel nog een aantal
vrouwelijke dichters op het oog (Sappho, Edna St.
Vincent Millay, Louise Labbé, Christine de Pisan,
Hadewych, enzovoort), nu ja op het oog is niet uit het
hart.
Woensdag 21 april 2021
Nu ik
stilaan het einde van Rode komeet, de biografie
van Sylvia Plath, nader, kan ik mij toch een goed beeld
vormen van de complexe persoonlijkheid van Sylvia.
Inderdaad heb ik nu meer begrip gekregen zeker voor wat
haar karakter en haar positie betreft, anderzijds is
mijn sympathie voor haar wel verminderd. Een zeer
wispelturig iemand met soms onberekenbare trekjes,
iemand die steeds in de knoop ligt met zichzelf: haar
vele brieven aan Aurelia, haar moeder en anderen (Dit is
de gelukkigste periode uit mijn leven, enzovoort),
spreken nog niet weinig haar chaotische
zelfvernietigende dagboeknotities tegen. Een heel
moeilijk iemand om mee samen te leven en dan moet je nog
juist iemand als Ted Huges zijn. De breuk zat er van bij
het begin aan te komen, trouwens de breuk met wie het
dan ook zou geweest zijn.
Donderdag 22 april
2021
Gisteren een ‘webinar’ (waar halen ze het) van Liberales
– wat die inrichten doorgaans zeer goed en dat is
volgens mij vooral te danken aan Dirk Verhofstadt (broer
van, ja). Onderwerp:
Dames voor Darwin – over feminisme en evolutietheorie.
Verzorgd door de schrijfster van het gelijknamige boek :
Griet Vandermassen, jong, speels, op en top zenuwachtig
en darwinist tot in de …. (‘Feministen,
doe niet zo krampachtig over gendergelijkheid’ (sic)).
Haar conclusie - en die
van ernstige wetenschappers (M/V) - in enkele woorden:
Simone (‘On ne naît pas femme, on le devient’) had
ongelijk, vrouw(elijk) of man(nelijk), het gebeurt
allemaal al in de baarmoeder, dankzij de aan-of
afwezigheid van dat fameuze chromosoom Y. De mens,
naaktgeboren, is dus geen onbeschreven blad, zoals
(veel) feministes blijven beweren. Vrouwzijn
gesocialiseerd? Cultureel bepaald? Niets van of toch
want juist door dit inherente verschil wordt dit maar
gretig aangewend om het (ideale) vrouw- en mannenbeeld
te bevestigen. Nochtans niet alleen in alle culturen en
van alle tijden, maar ook bij andere zoogdieren merken
wij dit aangeboren verschil. Proef: er wordt speelgoed
uitgezet in een kolonie van chimpansees (mannetjes en
vrouwtjes), speelgoedautootjes en poppen of knuffels.
Resultaat: de mannetjes grijpen spontaan naar de
autootjes (waarvan ze niet weten wat het is, maar het
beweegt en maakt geluid), de vrouwtjes wiegen de pluchen
beestjes in hun armen. Nu dat is maar één facet
natuurlijk. En nog zo een: equal work / unequal pay!
Voor elke euro die de man verdient, krijgt de vrouw
slechts 79 eurocent. Niet waar, of toch wel als je ALLE
werkende vrouwen uitzet tegen ALLE werkende mannen, maar
wat is het geval? Vrouwen kiezen (niet moeten!)
doorgaans voor minder betaalde en deeltijdse jobs
(zorgsector), vrouwen zijn vlugger tevreden met het
voorgestelde loon (geen harde loononderhandelaars).
Nochtans: in landen waar de gendergelijkheid heel sterk
is (Scandinavische landen) is het percentage van
zogenaamde STEM-graduates (Science, Technology,
Engineering, Mathematics) bij vrouwen beduidend lager
dan dat in landen met grote genderongelijkheid
(Algerije, Turkije), dit is de zogenaamde Gender
Equality-paradox. Ook iets merkwaardigs en interessants:
als we naar het IQ van mannen en vrouwen kijken dan zien
we een veel grotere spreiding bij mannen (meer echt
domme mannen dan echt domme vrouwen, maar ook meer
extreem slimme mannen dan extreem slimme vrouwen) en
natuurlijk zijn de wetenschap en vooral de media in de
eerste plaats geïnteresseerd in genieën en
Nobelprijswinnaars enz. (Een) voorzichtige
eindconclusie: wij (= de mensen, inclusief de
feministes) moeten kiezen voor de principes van morele
gelijkwaardigheid en gelijkheid van kansen, ondanks de
reële ongelijkheid van man en vrouw. En zei Grietje op
het laatst (subtiele zelfverdediging tegen allerlei
neo-suffragettes): feminisme en een evolutionair
mensbeeld sluiten elkaar dus geenszins uit. QED.
Vrijdag 23 april
2021
Zopas
geprikt geweest en Rode komeet beëindigd. Nee, er
is geen enkel verband. Omdat je na de prik een kwartier
moet zitten wachten, had ik De glazen stolp mee
om te (her)lezen. Ik ben maar een paar bladzijden ver
geraakt, maar alles was ineens zo herkenbaar, van in het
begin al, dankzij de biografie van Heather Clark
natuurlijk. Maar goed, de meer dan 1300 bladzijden zijn
er door (in feite ‘slechts’ 1145 bladzijden, want wat er
verder staat zijn de vele aantekeningen en een
uitgebreide index.
Is het
boek samen te vatten in enkele zinnen? In twee zinnen
bijvoorbeeld? Wel laten we dan letterlijk de eerste en
de laatste zin eens bekijken, bijna een surrealistisch
experiment à la Breton. Eerste zin, blz. 15 – op de
bladzijden ervoor staan er een opdracht (‘Voor Natam,
Isabel en Liam en ter nagedachtenis van Jon
Stallworthy), een citaat uit een brief aan Sylvia’s
moeder Aurelia, een gedicht van Plath (Stings) en een
uitgebreide inhoudsopgave.(35 van titels en van
jaartallen voorziene hoofdstukken), waarna dan de
Proloog die begint op bladzijde 15. De eerste zin daar
is dus: ‘In december 1962 betrok Sylvia Plath het
voormalige woonhuis van William Butles Yeats’. (we zijn
dan meteen al twee maand voor haar dood) en de laatste
zin ‘Laat ons haar niet in de steek laten’. Voor zover
ik mij herinner gebrekkig Nederlands voor ‘Laten wij
haar niet in de steek laten’. Heel Plaths leven wordt
beheerst door haar dood. In elk geval een geweldige
prestatie van Clark, vreselijk (te?) nauwkeurig
gedocumenteerd met – hoe zou het anders kunnen – veel
sympathie en begrip voor Sylvia. Ik moet eerlijk zeggen
dat ik in de gedichten van Plath, niet dat vernieuwende,
overdonderende, alle andere poëzie wegblazende gelezen
of gevoeld heb. Eerstdaags wil ik zeker (met mondjesmaat
en met de kennis die Clark mij verschaft heeft) enkele
gedichten geconcentreerd herlezen. Dat zal zeker bij mij
een ander licht werpen op haar poëzie. Ook de
Birthday Letters van Ted Hugues wil ik nog een
leesbeurt geven. Maar eerst het ‘korte leven en de
vlammende kunst’ van Sylvia Plath wat laten bezinken.
Zaterdag 24 april
2021
Groene
vingers, nooit gehad, ook al had ik dat altijd wel
gewild. Vandaag (en ook de vorige dagen) mij wat in de
tuin beziggehouden. Vooral sloopwerk (klimop
verwijderen, wat snoeiwerk etc.) maar ik mag ook enkele
constructieve daden aan mijn lijstje toevoegen. Geplant:
drie bamboestruikjes (Fragesia – niet woekerend!), drie
rode Camellia’s (wat eigenaardig die dubbele ll), en
drie kruiden (Citroenmelisse, rozemarijn en peterselie –
die laatste is erg onzeker). Nou ja, al stevig van water
voorzien, ze gaan alleszins niet droog staan. Ook de
grote parasol weer uitgehaald en het gras aan de
straatkant afgereden, in mijn tuin zelf probeer ik het
vol te houden om niet te maaien. Verder moet ik stilaan
dringend het onkruid op mijn oprit bestrijden, zoals dat
heet, maar het ideale (ecologisch én efficiënt) middel
heb ik vooralsnog niet op de kop kunnen tikken en dat
verbranden is nog erger dan een processie van
Echternach, het duurt een eeuwigheid en als je het
laatste toefje tot as gereduceerd hebt, schiet het
eerste al weer op. Mijn scheefgezakte (nog nooit
gebruikte) regenton moet ik ook nog eens stabiliseren
en recht zetten. En dan is er nog een serieus karweitje
vooraan: mijn wilgenschutting voltooien, dit werk lag
stil bij gebrek aan wilgentakken, maar sedert de snoei
heeft de tuinman op mijn vraag al die gepaste twijgen op
een hoopje laten liggen (wat moet ie blij geweest zijn
omdat hij al dat getak niet mee moest nemen). Toch is
dat tuinieren een plezante bezigheid. Je verstand staat
op nul, het is gezond in de buitenlucht en je wordt er
fitter van (maar eerst moet je over de stijfheid heen
natuurlijk). Maar ik geef toe: ik kruip liever in mijn
boeken, en geef nog meer toe: wat is er zaliger dan in
de buitenlucht van de tuin een boek zitten lezen. Wel,
in de buitenlucht van de tuin een boek zitten lezen met
een Campari orange binnen handbereik is wezenlijk nog
zaliger.
Zondag 25 april
2021
Na de
biografie, de roman (De Glazen stolp) nog eens
hernomen. Ik wist er eerlijk gezegd zo goed als niets
meer van, ook al heb ik hem tweemaal gelezen (in illo
tempore). Het voordeel is nu dat alles, al vanaf het
begin, in de plooien valt. Zo autobiografisch dat alle
scènes, dankzij de biografie van Clark, nu heel
herkenbaar zijn. Er is ook kritiek gekomen op de roman,
in het begin zelfs een publicatieverbod in de VS en een
heus proces achteraf. Veel personages herkenden zichzelf
en vonden zich geviseerd of onheus behandeld (de
waarheid doet niet zelden pijn natuurlijk). Nu ja, Plath
is niet mals met sommigen, neem nu die paar bladzijden
over de relatie van Esther (Sylvia) met Buddy Willard
(Dick Norton). ‘… daar kwam ik erachter dat hij me al
die jaren voor de gek had gehouden en wat een huichelaar
het was.’ Je zou voor minder een klacht indienen. De
glazen stolp was aanvankelijk onder de schuilnaam
Victoria Lucas verschenen (in Engeland en later dan toch
in de VS).

Ook
haar eigen moeder, Aurelia – Mrs. Greenwood in de roman,
krijgt er flink van langs. Vooral zij heeft bezwaren
gemaakt tegen de publicatie van de roman in de VS na de
dood van Sylvia.
Nu lees
ik natuurlijk dit boek met een heel andere kijk op de
personages. Wel boeiend.
Maandag 26 april
2021
De voorbije dagen heb ik vier nieuwe gedichten
geschreven. Eigenlijk alle vier zo goed als na elkaar.
Nogal duister nu ik ze bekijk, ik vermoed, nou ik ben
het eigenlijk zeker, invloed van Sylvia Plath. Te vroeg
om er hier veel over te vertellen, ze zijn nog in statu
nascendi, al kan het best dat er daar bijna niets meer
aan gewijzigd wordt. Dit zijn de titels: ‘Openscheuren’,
‘Dora’ (gebaseerd op Dora Diamant, de laatste liefde van
Kafka), ‘Eigenlijk is iedereen een boek’ en ‘In
Buchenwald’. Om enigszins juister te zijn moet ik
bekennen dat ik een goede week hiervoor ook al een
gedicht gepleegd heb, dat heet (tot nu toe) ‘L’Age de
l’homme’ en begint met (ook tot nu toe): ‘Heen en weer
tussen de verveling / mij thuis voelen in dit wanhopige
lichaam’. Ook niet bepaald gedrenkt in
bloemetjesromantiek. Het best de vijf wat laten rusten,
ze dan weer eens opnemen en schrappen, schrappen… daar
draait het meestal op uit. Maar ik geef toe, het vuur
ontbreekt nog, ik verwacht nu niet meteen een stortvloed
aan poëtische invallen. Geduld oefenen maar.
Dinsdag 27 april 2021
Zonet de intro van Rob Riemen bij Nexus 86 gelezen.
Altijd zeer goed met veel stof tot nadenken. Het hele
nummer staat in het teken van ‘Ons tijdperk van angst’.
Klopt dat wel? Dat tijdperk van angst wel, maar waren
niet alle tijdperken, tijdperken van angst? Onze
voorouders, de holbewoners en hun angst voor wilde
dieren of natuurfenomenen, en hoe geciviliseerder de
mens werd, hoe meer angst hij zou krijgen voor de andere
(‘l’enfer, c’est les autres’): struikrovers,
machtswellustige leenheren, oorlogen, onberekenbare
tirannen en despoten… en ga zo maar door. Albert Camus
schreef in Le siècle de la peur dat de 17de eeuw
het tijdperk van de wiskunde was (Leibniz en Newton
bijvoorbeeld), de 18de eeuw het tijdperk van
de natuurwetenschappen (de duiveltjes van Maxwell!), de
negentiende dat van de biologie (Darwin) en de
twintigste eeuw, de eeuw van de angst – twee
wereldoorlogen, holocaust en Hiroshima & Nagasaki en de
angst voor een nucleaire catastrofe!
Maar de huidige angst lijkt mij meer existentieel, je
ziet het vooral aan de manier waarop men die angst wenst
te verdrijven of nog eerder die angst tracht te negeren.
Angst – in tegenstelling tot vrees, je bent -bang voor
iets - heeft sowieso een onbestemd object, nochtans zou
je kunnen stellen is er de angst voor het grote niets.
Nietzsche, altijd al een vooruitziende visionair,
waarschuwde ons voor de angst van het nihilisme.
Heidegger wist het nog sterker uit te drukken: ‘De
grootste angst is de angst voor het denken’.
We durven inderdaad niet meer denken, niet meer kijken,
laat staan dat we dan zouden zien. Angst heeft het
populisme voorgebracht of in elk geval stevig gevoed.
Het individu probeert zich te weren tegen de angst door
zich te verschansen in de massa, hoe minder zelf, de
meesten hebben geen zelf meer (daarentegen zijn ze dan
zeer zelfzuchtig), hoe veiliger lijkt het wel. En die
individuen laten zich aldus vlot manipuleren. Dat klinkt
allemaal niet zo vrolijk, maar laten wij ons niets op de
mouw spelden: de Corona-pandemie is zomaar geen
voorbijgaande crisis en wie de ernst van de (komende)
klimaatcrisis in twijfel trekt, is ronduit naïef. Ik
beklaag onze kleinkinderen en hun kinderen.
Woensdag 28 april
2021
Omne animal triste post coïtum en dan komt er nog een
haan achter, maar deze kan ook tellen: omnis viator
triste post iterum, elke reiziger is triestig na de
reis. Is dat zo? Je komt thuis van een (verre) reis,
daar plof je je valiezen neer en kijk dat was het dan,
weer thuis, je vertrouwde omgeving maar ook je
dagelijkse sleuromgeving. Het avontuur (want dat is
reizen toch altijd een beetje) is voorbij. De voorbije
dagen spoken nog wat door ons hoofd: Arthene, Rome,
Barcelona, de Pyreneeën of wat het ook was, maar
gepasseerd voorbij, dat was het dan, dat is het geweest.
Voltooide tijd. Moet je daarom thuis blijven? Je heil
zoeken in avontuurlijke reisdocumentaires? Er maar op
googelen? Sedert de Corona denk je daar enigszins anders
over, reizen was vroeger nog gewoon mogelijk, nou ja
gewoon als je voldoende geld had of dat er voor over
had, maar het kon dus. Plots is dat, wellicht nog voor
lang, uitgesloten. India, Brazilië, Zuid-Afrika… wie
waagt het om daar als toerist wat rond te toeren. De
wereld aan je voeten? Hm.
Donderdag 29 april
2021
Ben ik een verzamelaar van boeken? Het woordje
verzamelaar heeft bij mij een ietwat negatieve klant.
Mensen verzamelen sigarenbandjes, postzegels,
luciferdoosjes en wat nog allemaal. Nee ik verzamel geen
boeken, al zijn zij, in de woorden van Stefan Hertmans,
mijn ‘dierbaarste kunstwerk’? De Poolse schrijfster en
winnares van de Nobelprijs literatuur schrijft ergens
over haar man dat hij ‘met een Noach-achtig gevoel voor
missie, boekenplanken bouwt voor papieren boeken.’ Alsof
papieren boeken gered moeten worden, maar misschien is
dat ook zo. Mijn generatie en de volgende ook nog wel
denk ik, gaat er van uit dat het papieren boek
onontbeerlijk is als een voor de eeuwigheid (cq. de
volgende generaties) te koesteren schat van wijsheid en
schoonheid. Zou het echt kunnen dat ooit een generatie X
+ n al dat papier bij het oud papier zet, aangezien al
dat moois en al die wijsheden netjes verpakt en
gedistribueerd kunnen worden middels elektronische
kanalen? Er is natuurlijk (in beide betekenissen) die
tactiele ervaring van een papieren boek vast te nemen,
erin te grasduinen, er in te lezen, het weer op te
bergen…. Moeten wij dat dan loslaten? Er is ook wel het
verschil tussen een boek en een tijdschrift, beide
papieren artefacten, met dit laatste ga je veel
achtelozer te werk, dat gooi je in een krantenmand, of
je klasseert het netjes na het vorige nummer, maar
herinkijken? Zelden of nooit. En als je met plaatsgebrek
te maken hebt, dan zijn de tijdschriften het eerste
slachtoffer.
Vrijdag 30 april 202
‘Il faut cultiver son jardin’.
Heel zeker, ik dacht aan die wijze woorden van Voltaire
toen ik hier wat godverloren De wilde tuin van de
verbeelding, een boekje van cultuurfilosoof Kris
Pint zag liggen. Ergens lees ik : ‘Dit mentale tuinieren
is gericht op de intensivering van het alledaagse leven
en op de transformatie ervan tot een (persoonlijk)
kunstwerk. Enkel door een actieve, persoonlijke, intieme
omgang met kunstwerken en teksten, door de handen vuil
te maken, door te wroeten en te verplanten, kan ik hopen
iets te ontdekken wat er echt toe doet.’ Is kunst dan
zowat het enige wat ertoe doet? Ik heb de neiging om dat
te beamen, maar ja er zijn nog zoveel andere dingen: de
vriendschap en de liefde bijvoorbeeld. Pint gebruikt ook
een – voor mij ongekend en dus nieuw – woord: bembergen.
Het is inderdaad een onbestaand werkwoord en het komt
uit een roman van Witold Gombrowicz (Kosmos) en het
woord verwijst naar alle vormen van stiekem genot, een
uitdrukking van 'bijna onzichtbare genoegens’. Zo
schrijft Pint onder meer: 'Oog voor detail' heeft minder
te maken met de kunst van het perfectioneren dan met de
kunst van het 'bembergen': het vermogen om in schijnbaar
triviale zaken toch verborgen, delicate genoegens te
ontdekken.
Bembergen lijkt mij een aantrekkelijke bezigheid.
Mei
2021
Zaterdag 1 mei 202
Wie komt er vandaag
te voorschijn op de kalender
van het Nederlands Klassiek verbond? Socrates en
Alcibiades, begot! Dat zijn toch die twee van het
Symposium? Waren dat nu zo hechte vrienden?
Symposium, een wat deftige benaming voor drinkgelag,
orgie, zeg maar zuippartij. Nu ja, de jonge adonis
Alcibiades en de oude, pezige, slordige Socrates en
allebei stomdronken, in elk geval Alcibiades (Socrates
kon wel tegen een stootje hij kon de hele verzamelde
meute onder tafel drinken). En dan moest elke aanwezige
een lofrede uitspreken over Eros. Het is me daar wat
geweest. Alcibiades, die ‘slechts’ twintig jaar jonger
is dan Socrates – lees ik op de ommezijde van het
kalenderblad – slaagt er in Socrates te verleiden, wat
moeilijk is, Socrates is verliefd op hem, maar als ze
samen de nacht doorbrengen gebeurt er niets. Alcibiades
druipt dan maar af, je zou voor minder teleurgesteld
zijn. Socrates wou Alcibiades een lesje in
zelfbeheersing leren. Op de voorkant staat er een
afbeelding van de Franse XVIIIe schilder François-André
Vincent (wat waren die oude Franse dubbelnamen toch
plechtig en gedistingeerd): Alcibiades in gesprek met
Socrates. Over de schouder van Socrates luister een
piepjonge van lauwerkrans voorziene Eros mee. Op de
achterkant staat een kleine afbeelding van een ander
schilderij, iets van 100 jaar later, het is van de
oriëntalist bij uitstek, ook een fransman, Jean-Léon
Gérome en stelt een bordeelscène onder een linnen luifel
voor. Socrates treft de halfnaakte Alcibiades zittend
aan, terwijl een wel erg jong ook halfnaakt meisje op
een tepel van Alcibiades zuigt. De in het rood geklede
Socrates houdt met beide handen de linkerhand van
Alcibiades vast en achter Socrates schurkt zich een
driekwart naakte vrouw zich tegen de filosoof aan. Een
sierlijke toekijkende windhond en drie figuranten
voltooien het schilderij. La décadence par excellence.

Zondag 2 mei 2021
Ik had mezelf beloofd om
nog drie schilderijen af te leveren voor pARTcours 2021
(en we weten nog niet eens of het zal doorgaan!). Ik ben
er vandaag aan begonnen. a) de techniek had ik al in
mijn hoofd, een beetje Gerard Richterachtige streken,
maar dan concentrisch want b) ik wou een knipoogje geven
naar het beroemde (of beter beruchte) dubbelportret van
Oskar Kokoschka, de windbruid, waar hijzelf en Alma
Mahler in een turbulente lucht in elkaars armen liggen.
Een abstract knipoogje wel te verstaan. Waar ik ga
uitkomen, geen idee, toeval speelt, zeker in kunst, een
grote rol. Ik wil mij zelfs beperken tot enkele
grondkleuren (en die wel vermengen): zwart, twee
blauwen, rood en geel. Geen penselen, geen
schildermessen, maar een soort brede schraper, maar dan
in rubber. Enfin, die dingen moeten een naam hebben
natuurlijk een vloertrekker heb ik op Google gevonden,
maar niet om een vloer te egaliseren hier. Nu zou het
wel kunnen dat ik voor een ‘final touch’ toch een
penseel of schildersmes gebruik, ik denk voor het
aangeven van eventuele contouren van de twee geliefden
uit het schilderij van Kokoschka. Lukt het niet dan kan
ik alles overschilderen,
pardon overtrekken met mijn trekkertje.

Maandag 3 mei 2021
Uit Vuurduin, Aantekeningen bij een wereld die
verdwijnt van Eva Meijer, uitgave naar aanleiding
van de Maand van de filosofie:
‘Manieren om op te gaan in het landschap:
Heel lang heel stil staan.
De kleur van het landschap aannemen.
De vorm van het landschap aannemen.Je ingraven
(onderduiken, opstijgen).
Een onopvallend dier nadoen.
Erin verdwijnen (bijvoorbeeld ver genoeg
weglopen of sterven).
Je metamorfose afwachten.
Zorgen dat het landschap zich op een dag naar
je voegt,
bijvoorbeeld door het land te bewerken.’
Eigenlijk een uitgebreide voetnoot bij dat ene korte
zinnetje: ‘Landschappen liggen in je lichaam opgeslagen,
niet alleen als kaart.
En welke manier verkies ik? Ik vind ze allemaal
aantrekkelijk, maar ik twijfel nog het meest tussen de
eerste manier en je metamorfose afwachten.
Dinsdag 4 mei 2021
Hilma af Klint, ik dacht eerst dat het een drukfout was.
Alma of Klimt leek mij meer voor de hand liggend. Maar
nee, Hilma af Klint bestaat of beter bestond. Obiit 21
oktober 1944, tachtig jaar oud. Een wat excentrieke
Zweedse, een schilderes, adept van Rudolf Steiner, daar
is allemaal niets mis mee (nou ja, Steiner…), ook niets
wereldschokkends, maar … Hilma af Klint (Hilma voor de
initimi en intimae allicht) Hilma dus was de ‘moeder’
van de abstracte kunst. Nee, niet Kandinksy, Malevich of
wie hebben wij daar nog die het vaderschap van de
abstracte kunst claimen? Picabia, Mondriaan? Nee het was
een vrouw die er mee begonnen is, ergens tussen 1910 en
1914. Vooruitziend was zij ook, in haar testament stond
gestipuleerd dat haar werk pas twintig jaar na haar dood
zou mogen getoond worden. Dat was dus 1964, maar geen
curator of galerijhouder die er maar aan dacht dat
geklieder, van een vrouw dan nog, te exposeren. Pas in
2019 (!) komt er overzichtstentoonstelling van haar werk
onder de naam Paintings for future in het
Guggenheim van New-York. Waw! Wie was dat? Plots begint
iedereen te graven in het leven en werk (waarmee de
familie eerst geen weg mee wist) van Hilma. En terecht
meen ik. Interessant lijkt mij vooral haar evolutie naar
het abstracte, iets wat ze vaak vertolkt in een serie
van opeenvolgende schilderijen met hetzelfde thema, haar
Zwanenserie bijvoorbeeld, zeventien schilderijen van
figuratief naar puur abstract. En hé, Svanen nr. 1 doet
mij denken aan de affiche van Documenta IX met Jan Hoet
als curator (verdorie waar is die (mooie) tijd!).
Hilma af Klint, Svanen 1
Hilma af Klint, Svanen
17
Documenta IX – affiche
Woensdag 5 mei 2021
Dat over Hilma af Klint, dat weet
ik van Joke Hermsen. In haar onlangs verschenen boekje
Ogenblik & Eeuwigheid (tijd is haar dada zoals
wij onderhand al weten), ondertitel: Meer tijd voor
de kunst, staan verschillende essays over
kunstenaars en hun werk, zo ook : ‘Ouroboros en overige
perikelen – het vitalisme van Hilma af Klint’. Verder
naar mijn (niet zo) bescheiden mening heel interessante
stukjes over Dean Scully, Virginia Woolf, Marlene Dumas,
Thomas Mann, Mark Rothko, Hannah Arendt (jawel!), Edmond
Jabès en Paula Modersohn-Becker, ook een favoriet van
mij, maar zover ben ik nog niet. Joke Hemsen heeft in
2017 een naar het
schijnt prachtige en in elk geval zeer geprezen
tentoonstelling (ik ben er toen jammer genoeg niet
geraakt) gecureerd in het kasteel van Gaasbeek over de
tijd: Kairos Castle. De kunst van het juiste ogenblik
met werk – ik noem er slechts enkele -
David Claerbout, Nicolas de Staël, Gilbert Garcin,
George Meertens, Hans Op de Beeck, Pipilotti Rist
(waw!), Patrick Van Caeckenbergh. Er was ook
(aangepaste) muziek te horen van J.S. Bach, Arvo Pärt,
Simeon Ten Holt, Philip Glass, Steve Reich, John Tavener
en nog anderen. Joke Hermsen heb ik ooit willen vragen
voor onze Thomas Mannlezing. Op zoek naar
contactgegevens van haar kwam ik terecht op een soort
managementbureau die haar belangen waarnam. Vraagprijs
was geloof ik 2000 euro. Nee, bedankt Joke.
Donderdag 6 mei
2021
Gisteren De Spiegel (Zerkola) van Andreï
Tarkovski bekeken. Hermetisch is zowat het minste wat je
van deze film kan zeggen. Je ziet zeker niet wat je ziet
of wat je zou moeten zien. En al wordt die film zijn
meest atypische film genoemd, toch herkende ik er de
hele tijd zijn stijl, zijn blik in. Het verhaal
(verhaal?) leunt sterk aan bij de verhalen van Bergman
vind ik: onwezenlijk, verleden gemengd met het nu,
gefilmd in kleur, dan weer zwart-wit en sepia…
Misschien moet je de beelden en de sequensen gewoon op
je laten afkomen, maar als kijker wil je er toch iets
mee, iets mee doen of erover nadenken. Wel het gaat heel
moeilijk, nergens krijg je greep op wat er getoond
wordt. Er zijn de vele (en soms lange) uit
archiefmateriaal bestaande oorlogsscènes, of beter
scènes in de rand van de oorlog: zwaar door een ondiep
meer ploeterende soldaten die een affuit meetrekken, er
is de aanwezigheid van de weidse landschappen die soms
onheilspellend tot leven komen in een abrupte storm en
er zijn de personages, de vrouw en haar zoon Ignat, de
oude moeder (gespeeld door dezelfde actrice die de vrouw
speelt) en dan is er nog de poëzie van de vader van
Tarkovski, die gedichten worden voorgelezen maar moeten
herkauwd worden, ze zijn te snel voorbij, maar je voelt
op het ogenblik wel hoe doordringend ze zijn. Over die
film wil ik wel meer lezen en te weten komen. Ik heb
hier een boekje over Tarkovski en daar hebben we het
weer: ik vind het nergens terug, straks wat
systematischer zoeken.
Vrijdag 7 mei 2021
Gisteren op pad geweest in
een doods Brugge. Twee tentoonstellingen op drie
locaties.
In de Biekorf de
‘Antwoordtentoonstelling op het werk van Sylvie De
Meerleer’. De Stad Brugge (lees: de cultuurdienst en
lees: vooral Jan Verhaeghe) en Sylvie De Meerleer, de
(vijfde) artist in residence in de Biekorf, hadden een
oproep gedaan om met een kunstwerk een antwoord te geven
op haar werk, een muurgrote spiraal die zij met behulp
van een fijne beitel vanuit het centrum uitgekapt had op
de muur bij de inkom van de tentoonstellingsruimte. Zo’n
tweehonderd of driehonderd kunstenaars hadden een
antwoord ingediend, een zeventigtal bleef weerhouden.
Die worden nu tot eind mei van 2021 tentoongesteld, en
zijn te bezichtigen na afspraak. Uiteraard een grote
verscheidenheid van werk, maar door de m.i. geslaagde
opstelling gaf de tentoonstelling toch een coherente
indruk. Mooie individuele stukken van o.m. Marc de
Wachter, Beljita Gurung, Thomas Van Nuffel, (onze)
Carine Vankeirsbilck en een ‘niet hexagonaal’
zelfportret van Guido Dobbelaere. Een beetje atypisch
voor Guido misschien, alhoewel zijn kijkkastjes zagen
wij al eerder. Na de Biekorf, op naar De tank op de
Burg. Daar deel één van ‘Hedendaagse primitieven’. Een
fototentoonstelling met foto’s van Brugse kunstenaars of
kunstenaars die iets met Brugge te maken hebben.
Fotograaf van dienst was Alex Vanhee, een aangespoelde
Bruggeling, elke kunstenaar werd ook geïnterviewd door
Benedikte Van Eeghem. Interviews en foto’s werden
gebundeld in een mooi uitgegeven naslagwerk. Naast de
meer dan mensengrote foto’s was er doorgaans een werk te
zien van de kunstenaar of een tekst in het geval de
man/vrouw het bij de literatuur gezocht had (Peter
Verhelst, Delphine Lecompte, Lara Taveirne, …) .
Muzikanten (Jos Van Immerseel, Jean Blaute, Thomas
Blondelle, …) moesten het stellen met enkel een foto.
Van De Tank naar de Exporuimte op de burg, is maar een
sprongetje. Hier was het tweede deel van de
tentoonstelling te bewonderen.

Sylvie De
Meerleer
Marc de
Wachter
Mieke Teirlinck
(foto: Alex Vanhee)
Zaterdag 8 mei 2021
Joke Hermsen in Ogenblik &
Eeuwigheid, Meer tijd voor de kunst. Een twaalftal
essays over kunst en tijd.
‘Zolang de kunstenaar zijn
werk voor zichzelf houdt, bestaat het in feite niet.’
‘Een schrijver verliest zijn
verhaal zodra hij het verteld heeft, en daarom zal hij
nooit met schrijven kunnen ophouden.’
‘De helende werking van
literatuur, ook wel bibliotherapie genoemd…’
Moet ik nu nog meer in
bibliotherapie gaan?
Zondag 9 mei 2021
Zopas De wand
uitgelezen, het boek voor de leesgroep, volgende
vrijdag. Toen ik de titel zag dacht ik eigenlijk meteen
aan dat andere ‘wandboek’, De muur (The wall) van
John Lanchester, maar nee al vlug bleken beide romans
zowat elkaars tegengestelde te zijn, op alle gebied. De
voortdurende actie in De muur tegenover de stille
rust in De Wand alleen al is zeer opvallend. Dan
maar De Wand, de auteur is de Oostenrijkse Marlen
Haushofer (meisjesnaam Frauendorfer), ze stierf in 1970,
nog geen vijftig jaar oud. Die fameuze (doorzichtige)
wand is er eigenlijk maar bij gesleurd, een soort
stoffelijke Deus ex machina om het verhaal te kunnen
laten gebeuren (of er enige realiteitswaarde aan te
geven, ondanks die surreële wand), voor mij is die wand
in de eerste plaats een metafoor voor het van alles en
iedereen afgescheiden zijn. Wat doet een vrouw helemaal
alleen op de wereld? Alhoewel ze heeft haar dieren: haar
hond Lucks, haar koe Bella en haar naamloze kat en
tussendoor nog enkele diervrienden die allemaal
verdwijnen, doodgaan blijkbaar tijdens haar verhaal. Of
beter tijdens haar verslag, zo noemt ze haar geschrijf
(de eveneens naamloze ‘ze’ wel te verstaan). Even dacht
ik ook aan Walden van Thoreau, maar dit laatste
boek is meer belerend, terwijl het hier om een ‘roman in
verslagvorm’ gaat.
Ja je moet het kunnen,
schrijven over dagen en nachten die op elkaar lijken,
steeds in dezelfde zeer sobere omgeving, geen mens te
bespeuren (behalve in het begin, om een aanvaardbaar
uitgangspunt te kunnen presenteren en op het einde, om
toch maar dat eeuwige zelfde af te kunnen sluiten). Meer
nog, als lezer raak je geboeid, gefascineerd zelfs,
bovendien is er geen indeling in afzonderlijke
hoofdstukken, het is één lang verslag zonder enige
onderbreking, je raakt geboeid dus, en je wil verder
lezen, onophoudelijk. Haushofer weet het ook goed aan te
pakken door bijvoorbeeld in haar verslag zaken die toen
nog in de toekomst lagen regelmatig te vermelden, langs
haar neus weg bijna. Zo de dood van haar trouwe hond,
over de feiten zelf lezen wij pas in de laatste
bladzijden. Waarover gaat het dan allemaal? Als het al
over iets gaat. Het overleven van een vrouwelijke
Robinson Crusoë in een hedendaagse omgeving? Eenzaamheid
en wat dat met een mens doet? Over de innige relatie
tussen mens en (huis)dier? Over het niet kunnen (maar
soms moeten) doden van dierlijke wezens? Over het einde
der tijden en de laatste mens – wat ook niet echt klopt,
aangezien er een vreemde man helemaal op het einde
verschijnt (die ze dan wel neerschiet en zijn lijk in
een kloof werpt, dus toch de laatste mens)? Een
recensent heeft het over prachtige zinnen, die heb ik
niet echt gevonden, prachtig dan in de zin van kunstig,
poëtisch, esthetisch. Wel simpele zinnen, zogenaamde
tussendoorzinnen die beklijven, waar je inderdaad mag
bij stil staan, maar waar je dus gemakkelijk over leest.
Ja, plaats Haushofer maar direct naast Jelinek.
Maandag 10 mei 2021
Mailtje ontvangen van Thomas in verband met
een studiedag, volgende week
maandag, die de UA inricht over Iris Murdoch als
filosofe. Iris Murdoch als (moraal)filosofe. Thomas is
de (fiere) dagvoorzitter en zal deze studiedag inleiden.
Ik lees dat er volgende bijdragen zullen zijn:
Iris Murdoch over literatuur en filosofie: vragen naar
de vorm, door Edith Brugmans.
‘The loving she’: over feministische ethiek en onszelf
wegcijferen door Lotte Spreeuwenberg.
Foute gedachten – Iris Murdochs bijdrage aan de
hedendaagse discussie over ‘moral encroachment’ door
Katrien Schaubroeck.
Iris Murdoch over morele waarneming en gehoorzaamheid
door Rob Compaijen en tot slot: Iris Murdoch: “What is
not to love?” Enkele hoogtepunten uit Murdochs werk en
receptie door Mariëtte Willemsen en Hannah Marije
Altorf. Eventjes dacht ik dat die receptie sloeg op een
knabbeldrink of zo, tot ik mij realiseerde dat alles
online plaatsvindt. Ik zal mezelf dus moeten trakteren.
Ja, vooral de bijdrage van Katrien Schaubroeck zie ik
met interesse tegemoet. Encroachment, ik heb het even
moeten opzoeken: aantasting. Schaubroeck schreef
namelijk een boekje over Murdoch: Iris Murdoch. Een
filosofie van de liefde, verschenen bij Letterwerk,
de uitgeverij van Thomas, in de Questa-reeks.
Ik dacht dat ik dat ergens liggen, maar neen, blijkbaar
niet, dus dan maar besteld.
Dinsdag 11 mei 2021
In mijn dagelijkse rommeling gestoten op een
Oxfam-agenda uit 2006, king size. En zowaar is elke dag
gevuld met een geschreven dagboekaantekening, nou niet
elke dag, de aantekeningen stoppen op 22 maart.
Mijn geschrift was toen net nog leesbaar, momenteel is
het dat al lang niet meer, zelfs voor mijzelf. Wat staat
erin? Op het eerste gezicht enkel faits divers, over
mezelf in de wereld? Soms typische zinnen (typisch voor
mij bedoel ik), zo op 2 januari – mijn eerste werkdag
van het jaar blijkbaar. ‘Over de middag naar de
bibliotheek (nvdr. De Brusselse hoofdstedelijke
bibliotheek vlak achter het Muntplein)mijn boeken
binnenbrengen. Koffie met kaastaart, maar ze hadden geen
kaastaart, dus flan. ‘s Avonds in grote bocht naar
huis.’ En de laatste zin van die dag, (al even typisch):
‘’s Nachts weer tamelijk lang wakker’. Die zin kon
evengoed van vandaag zijn. Het meeste is geschreven met
paarse inkt. Ik herinner mij die fijne (letterlijk)
vulpen en ook de inktpatronen van Pelikan. Het kan nog
plezant worden daar een beetje in te lezen.
Woensdag 12 mei 2021
Een mooi beeld heeft Joke Hermsen, zowel in Stil de
tijd als in Kairos aangereikt. De toekomst
ligt achter ons, het verleden ligt voor ons. De tijd
werd volgens een antieke Griekse uitdrukking gezien als
een rivier (een beetje zoals het ‘panta rei’ van
Heraclitus). Wij staan in de stroom en kijken met de
stroming mee, wat wij voor ons zien is dan het (nabije)
verleden dat verderop vervaagt als het verre verleden;
de toekomst die dan achter onze rug ligt, kennen wij
niet, maar zij (de toekomst is vrouwelijk, hmm) duwt ons
zo voort. Hoe we ons moeten gedragen hoe we moeten
handelen kunnen we enkel aflezen uit het voor ons
liggende en bekende verleden. Betekent ook dat we de
toekomst niet zomaar als een onbeschreven blad mogen
bekijken en evenmin dat we ons moeten neerleggen bij
iets wat nu eenmaal voorbij is.
Donderdag 13 mei 2021
Ik heb even volgende zin moeten herlezen: ‘De liefde is
de handeling waarbij iets a-posteriorisch – de bij
toeval ontmoet andere – wordt omgezet in een a-priori –
de voorwaarde om te kunnen leven’. Wat is die waar (na
vier keer gelezen te hebben). Deze zin wordt in de mond
gelegd van Günther Anders, filosoof, eigenlijk Günther
Stern – Anders was zijn pseudoniem. Wie is G.A. of G.S?
Wel, hij is de (eerste) man van H.A die tegen de toen en
nu nog altijd heersende gewoonte niet (mevrouw) Hannah
Stern geworden is, maar Hannah Arendt gebleven is. Twee
filosofen onder hetzelfde dak… niet bepaald een goed
recept voor bestendigheid en samenhorigheid, en dat is
ook zo gebleken, acht jaar na hun huwelijk was het al
voorbij, al bleven de twee elkaar waarderen en opzoeken.
Günther zou trouwens de zin uit het begin van mijn
aantekening in het oor gefluisterd hebben van Hannah
terwijl hij haar tijdens een gekostumeerd bal (de
flamboyante Hannah was verkleed in een haremmeisje!)
over de dansvloer zwierde. Die zin besloot Hannah om met
Günther te trouwen, zo suggereert Joke Hermsen in haar
‘verhaaltje’ over Hannah Arendt. Maar terug naar de zin.
Een ontmoeting gebeurt doorgaans onverwachts, ook al
hing die soms in de lucht (denk aan de ontmoeting tussen
Sylvia Plath en Ted Hugues, ze waren beiden uitgenodigd
op een bal van de universiteit), dus - als er iets van
komt – is die ontmoeting een a posteriori gebeurtenis.
En ja, dit is een voorwaarde, meer zelfs een conditio
sine qua non, zonder dewelke de wereld in zijn gewone
verdere beloop zou gelaten zijn, maar omdat het een
begin was, een initium ut esset – een begin opdat
het zou zijn (Augustinus, de kerkvader waarop Arendt
doctoreerde bij Karl Jaspers) wordt de voorwaarde dus
een a priori. De ontmoeting die voorwaarde wordt, het a
posteriori dat een a priori wordt.
PS. De oorspronkelijke uitspraak luidde: initium ut
esset, homo creatus est -opdat er een begin zou
zijn, is de mens geschapen.
Vrijdag 14 mei 2021
Hé, hé, wat het onbesuisd zinnetje gisteren van Günther
Anders toch kan teweeg brengen. Zo te horen was hij wel
een (groot) stuk pessimistischer dan Hannah. Zijn roman
over een land met een totalitair regime, De catacombe
van Molussië, wist hij pas in het jaar van zijn dood
(1992) te voltooien, hij was er al mee bezig toen hij
nog met Hannah was. Anders publiceerde wel een aantal
vooral filosofische/marxistische essays, hij stond ook
op de barricaden tegen de wereldwijde nucleaire dreiging
na WO 2, iets wat Sylvia Plath ook danig bezig gehouden
heeft. Nog een weetje: Anders/Stern was een verwant van
Walter Benjamin en Bertolt Brecht. Benjamin, ook zo’n
interessant iemand, maar jammer genoeg is er zo goed als
niets van hem vertaald in het Nederlands, Das
Passagenwerk lijkt mij toch meer dan de moeite
waard. Ja wat als het Passagenwerk zou vertaald
worden in het Nederlands… dan stond ik bij het
verschijnen gegarandeerd aan de deur van de Raaklijn,
geloof me (en ook voor de vertaling van Das Prinzip
Hoffnung van Ernst Bloch!). Maar ‘wat als’, de meest
stupide aanzet van een uitspraak. Persoonlijk vind ik
‘Wat als’-vragen en -bedenkingen flauwe kul – wat voor
zin heeft het om onomkeerbare situaties te gaan
bevragen: wat indien Napoleon 200 jaar later was
geboren, wat als het effect van Coronavirus tijdig was
ontdekt enz. Dus daar niet over wakker liggen; misschien
komt er ooit een vertaling van Das Passagenwerk, zo heb
ik jaren heimelijk gehoopt dat Joseph und seine
Brüder van Thomas Mann zou vertaald worden, en kijk,
enkele jaren geleden was de Nederlandse versie er,
Jozef en zijn broers, een pil van 1350 bladzijden,
vertaald door Thijs Pollmann. Uiteraard onmiddellijk
aangeschaft én met grote voldoening gelezen.
Zaterdag 15 mei 2021
Er zijn die stupide ‘wat alsen’ en die richten zich
uiteraard op het verleden, maar er zijn natuurlijk ook
toekomstgerichte ‘wat alsen’, realistische doch
doorgaans irreële veronderstellingen. Wat als ik morgen
de lotto zou winnen (wat op zich onmogelijk is omdat ik
nooit meespeel met dat soort dingen)… onrealistisch dus.
Wat als ik morgen een verloren partituur van Béla Bartok
zou ontdekken (wat beslist moeilijk zou zijn, aangezien
ik nooit rommelmarkten of antiquariaten afschuim, maar
kom, je weet nooit). Dat is al realistischer omdat
Bartok negen strijkkwartetten gecomponeerd heeft,
waarvan er slechts zes bekend zijn, de eerste drie zijn
verloren gegaan. Ja wat dan? Ik veronderstel dat ik dan
een uitnodiging voor een uitgebreid etentje (en een
dikke cheque) zou krijgen van de culturele attaché van
Hongarije, alhoewel, cultuur zit daar nog meer dan bij
ons in het politieke verdomhoekje. Dus zelfs indien (wat
als!), dan nog zou dat op een sisser uitlopen, ik zou
beter zoeken naar een verloren cantate van Bach, een
paar dagen Leipzig zouden ook niet te versmaden zijn.
Oké, ik droom, maar wat zou het leven saai zijn zonder
dromen? Joke Hemsen breekt een ferme lans voor meer
enthousiasme en bevlogenheid, ze is daarvoor niet te
vies om grootheden als Desiderius Erasmus, Friedrich
Nietzsche, Henri Bergson, Ernst Bloch en Hannah Arendt
in te schakelen.
Intussen is het half mei geworden, vreselijk hoe snel de
tijd vliegt en alles voorbijgaat.
Zondag 16 mei 2021
Hoe heette men zo’n jaar weer? We
hebben het heilig jaar in Santiago de Compostela –
telkens als het feest van Sint-Jacob op een zondag valt
(25 juli) en men dan dat reuzenwierookvat uit de kelders
van de kathedraal haalt en door het schip laat
slingeren. Een schouwspel waar ik niet zo gerust in zou
zijn, om te beginnen het gewicht van het wierookvat dat
nog erg verzwaard wordt door het slingeren en zo
doorheen de ruimte suist. Kunnen die kruisbogen, die
toch ook niet van de jongste zijn, dat wel houden? En we
hebben ook het heilig jaar in Rome, wanneer de paus
‘Sesam open u speelt’ bij een of andere bronzen poort in
de Sint-Pietersbasiliek, iets wat in principe slechts om
de 50 jaar plaats vindt, netjes aan het begin en
halverwege de eeuw, maar sommige pausen hebben niet
genoeg aan één heilig jaar en doen er dan maar eentje
bij zoals in het recent verleden paus Johannes Paulus II
Woytila in 1983 en dan opnieuw in 2000. Omdat onze
Fanciscus (de Argentijn
Jorge Mario Bergoglio, maar wie
weet dat nog of heeft dat ooit geweten?)
er van uit gaat dat hij 2050 niet meer zal halen heeft
hij ook al zijn wapenfeit gerealiseerd, in 2016
namelijk, het zogenaamde jaar van de barmhartigheid.
Zo’n jubeljaar heet ook wel Hallelujajaar en we vinden
het al terug in het Oude Testament. De bedoeling was om
elke 50 jaar tabula rasa te houden in de maatschappij.
Dus schulden kwijtschelden en herbeginnen met schone
lei, dit om te vermijden dat rijken rijker en armen
armer werden. Mooi initiatief eigenlijk. Ik zie het
vandaag niet onmiddellijk gebeuren. Gates en Bezos die
hun portefeuille laten leegstromen om de pieken en de
dalen wat te nivelleren… Halleluja, dat zou pas een
vreugdezang waard zijn.
Trouwens ik heb iets met Halleluja, zeldzame momenten
van ontroering en overgave, in de muziek vind je er
natuurlijk wel veel van, in de eerste plaats in het
Gregoriaans maar behalve natuurlijk Händel in zijn
Messias hebben wij bijvoorbeeld een wervelend Halleluja
bij Mozart in zijn motet
Exsultate, jubilate.
Juni
2021
Vrijdag 4 juni 2021
pARTcours 2021, deze
biënnale van de ‘lokale’ kunst in Zedelgem zit er al een
tijdje op. Een bijzonder winderige raameditie dit keer,
zeg dat wel. In elk geval geen terrasjesweer. Toch
redelijk succesvol heb ik de indruk, zeker op
Pinksterenzondag was er toch tamelijk veel volk op de
been, vooral op de fiets dan. Hier en daar knap werk,
maar ook veel prul natuurlijk en de presentatie was
uiteraard alles behalve evident, alles achter
reflecterend glas en dan de gekste combinaties naast
elkaar soms. Maar goed, dat soort evenementen
organiseren in (onzekere) Coronatijden, het is niet
alles. Een dikke week vooraf wisten wij nog niet eens of
de kunstroute zou kunnen doorgaan. Voordeel was dan wel
dat er geen permanentie vereist was, alhoewel elks
voordeel heeft zo zijn nadeel, tijdens een permanentie
kon je een boekje bij je hebben, al moet ik toegeven dat
je daar nu ook niet heel de tijd na elkaar in kunt
lezen. Elk voordeel heeft zo zijn nadeel.
Zaterdag 5 juni 2021
Ik kom nog even terug op
pARTcours, de voorbije kunstroute. Ik heb die route de
zaterdag voor driekwart afgefietst. Wat mij het meest is
bijgebleven was het bezoek aan Tom Collier: muzikant,
dirigent en componist, zoals het in de folder stond. Hij
had buiten ook een installatie staan, of beter hangen
‘vuurvogel’ (waarom dat geen ‘windvogel’ noemen?) Ja,
wel knap gevonden maar eerder behorend tot de
vogelverschrikkerskunst, daar ging het mij niet om, wel
om de man en zijn muzikale spitstechnologie die hij daar
voor de gelegenheid uitgestald had. Een indrukwekkende
batterij elektronica en een paar geluidsboxen en een
geanimeerde uitleg (eindelijk iemand die geïnteresseerd
was?). Wat toen door mijn hoofd speelde was de vraag
(die ik toen niet gesteld heb, mijn frank/euro valt
altijd veel later) in hoeverre het ‘creëren’ van nieuwe
muziek, het maken van een nieuwe compositie niet erg
afhankelijk is van het toeval. Je klikt enkele, knopjes
aan, een beetje resizing links en rechts en nog wat
kleur erbij, dat zich in telkens andere sonoriteiten
vertaalt, en daar heb je je eerste elektronisch
muziekje, dat vooral elektronisch én toevallig klinkt.
Boeiend, dat wel, maar waar zit dan de creatieve geest
van de maker? Deed mij sterk denken aan de kladderkunst
van bijvoorbeeld Pollock en af en toe Richter (tussen
haakjes beiden grote figuren uit de abstracte
schilderkunst, begrijp mij niet verkeerd): er een beetje
op los spetteren en met de naam die je al hebt verdien
je dan weer 25.000 euro met een half uurtje plodderen.
Maar die man had wel
degelijk meer in petto, dat heb ik pas ontdekt als ik
hem even opzocht op internet en zowaar op zijn website
terecht kwam:
www.tomcollier.be.
Daar staan dus enkele composities op en hier is er geen
toeval meer te achterhalen, dit lijkt mij alles heel
doordacht te zijn en ik heb er bij het luisteren wel
degelijk een esthetisch genoegen aan beleefd.
Er staat ook een stukje
biografie op zijn site, al vind ik de intro wat lullig,
zo typisch voor typische kunstenaars, ik citeer even: “Mijn
inspiratie vindt zijn oorsprong in de natuur met een
bijzondere aandacht voor licht in zijn breedste
betekenis, van een zonnestraal die op een herfstavond
door een blad sijpelt tot de helderheid waarmee we een
inzicht ervaren. Elke compositie is een zoektocht naar
de juiste stemming passend bij mijn verbeelding.”
Natuur, zoektocht, stemming, verbeelding… wat een
gedoodverfde mix van
inspiratie! Soyons sérieux, Tom!
Zondag 6 juni 2021
‘Wat is werkelijk
van belang in ons leven?’, meer – en terecht zelfs – in
welke periode van ons leven? Zoals meestal sta ik bij
dit soort vragen met mijn mond halfvol tanden. De
gangbare gedachtegang zou dan zijn: vrouw, kinderen,
ouders enzovoort, wat meestal wel niet klopt, zeker niet
als de verschillende periodes van je leven afstruint.
Doorgaans komt het natuurlijk altijd neer op hetzelfde:
wat is werkelijk van belang voor mij, nu, vroeger,
straks en later? Ik dus! Laten we daar niet flauw over
doen. Goed, maar na die ik dan? Het leven zelf maar, dat
is dan ook weer draaien rond diezelfde ik-pot eigenlijk.
Dus geen ik, geen leven dan, maar wat dan wel? Het woord
dat nu al voortdurend door mijn brein zweeft is
schoonheid. Esthetische en ethische schoonheid en bij
voorkeur als die beiden samenvallen (wat eigenlijk het
geval zou moeten zijn, en doorgaans ook is, althans als
we ons even op Wittgenstein beroepen). Is dit een
afdoend antwoord? Hoeft er daar tekst en uitleg, een
afbeelding bij? Natuurlijk niet, schoonheid is een te
abstract begrip om daar woorden aan mooi te maken. Ben
ik dan een schoonheidsaanbidder? Van mezelf vind ik van
wel, al klinkt dat wel zeer onbescheiden, zeker met dat
Latijnse gezegde in gedachten:
de gustibus
(et
coloribus)
non disputandum.
Lange tijd aan Cicero toegeschreven maar blijkbaar
afkomstig uit de niet zo donkere middeleeuwen. Maar, in
alle onbescheidenheid, laten wij ons van die smaken en
kleuren niets aantrekken. Schoonheid dat refereert naar
kunst zou je denken, is ook zo, al zal er in de natuur
ook wel schoonheid te vinden zijn, toch ligt het daar
enigszins anders. Kan een leeuwerik mij een
schoonheidservaring geven? Zeker en vooral als hij
opgelost is in zijn omgeving: het landschap (bij
voorkeur een korenveld – cultuur – en een blakende zon –
natuur –, stilte en enkel het gekwinkeleer boven dat
stukje oneindigheid). Maar ik zoek het vooral in de
kunst – des mensen dus. Of beter ik vind het, doorgaans
toevallig zonder er naar te zoeken. Het (de schoonheid)
openbaart zich vaak vrij plots. Het tweede pianoconcerto
van Brahms bijvoorbeeld tijdens de finale van Koningin
Elisabethwedstrijd of zoals je plots voor een schilderij
van Khnopff staat en daar zowat lam geslagen wordt door
een zittende vrouw, in zichzelf gekeerd met op de
achtergrond, een net nog aanwezige pianist. Het
schilderij heet ‘En écoutant Schumann’ als ik mij
nog goed herinner, ooit stond ik er voor en door dat
meer dan een vlugge blik waardig te achten, stelde ik
vast dat ik werkelijk perplex stond, meerdere minuten
heb ik toen doorgebracht voor dat schilderij.
Schoonheidservaring. Zonder schoonheid zou …, maar dat
is onmogelijk, dus waarom daarop ingaan?
Maandag 7 juni 2021
Kinesitherapie. Ik
heb geen probleem met kinesitherapie en nog minder met
de peuten zeker als het peutes zijn, maar ik vraag mij
toch af wat voor zin dat in mijn geval heeft of gehad
heeft. Vanmorgen was het weer van dat: een halfuurtje,
dat meestal maar twintig minuten duurt, mijn (fysiek)
evenwicht zoeken op zo’n hobbelig bobbelig kussentje,
met de blauwe bal spelen en tussendoor naar een stom
programma op een scherm kijken, nu ja, ik kijk eigenlijk
alleen naar het uur dat daar in de rechterbovenhoek
oplicht. En de dag nadien dan stramme spieren hebben. Ik
zal blij zijn als heel die oetsie toetsie achter de rug
zal zijn. Weer driekwart uur (kwartier heen en terug met
de fiets, tien minuten wachten, twintig minuten hop met
de beentjes en de armpjes) dat ik zal vrij hebben om
mijn creatieve geest aan te wakkeren. Was het maar waar!
O ja, wat ik onlangs zag en waar ik stikjaloers op was:
een zeer zonnige dag, ik fiets langs de Brugse vesten
(binnenkant), zie daar een jonge man uitgestrekt op zijn
rug in het gras liggen (hij slaapt, soest, dut of wat
dan ook) en naast zijn hoofd een boekje. Wat een
gelukzak zeg, midden in de dag in de zon liggen luieren
en af en toe een stukje lectuur. Toen dacht ik: maar ik
kan dat toch ook? Toch niets wat mij tegen houdt? Ik kan
evengoed een boekje meezeulen, naar de Brugse vesten
rijden en mij daar languit in het gras neerleggen en een
hoofdstukje of twee lezen… maar verdorie, ik doe het
niet, want altijd ergens naartoe, altijd iets te doen…
vreselijk! Gretchen am Spinrad, waar is mijn rust
naartoe?
Dinsdag 8 juni 2021
Jules Renard in zijn
dagboek (23 november 1888): ‘Je kent niet de zorg om het
geld, om dagelijks brood. zie, je bent vrij, en de tijd
behoort je toe. Je hoeft alleen maar te willen. Maar het
kunnen ontbreekt je.’ Die laatste zin kan ik voor mij
wel omkeren: ik hoef alleen maar te kunnen, maar het
willen ontbreekt me, of beter het zetten van die eerste
stap.
Vrijdag
11 juni 2021
‘Dans chaque génie il y a un grain de folie’.
Altijd gedacht dat deze uitspraak
van Friedrich Nietzsche kwam, maar ik lees die nu hier
in ‘Le neveu de Rameau’ van de encyclopedist Denis
Diderot, een werk(je) uit 1762 of daaromtrent. Nu, het
zou zeker van Nietzsche kunnen geweest zijn en na even
googelen kom ik tot de constatering dat zelfs Diderot
niet de eerste was, maar Aristoteles, wel, wel.
Dinsdag
15 juni 2021
Begonnen aan de biografie
van Charles Baudelaire (hij wordt dit jaar 200). Niet zo
uitnodigende typografie, maar het is vooral de inhoud
die telt. Erg traditioneel opgevat (tot nu toe, hij is
momenteel 14 jaar): voorouders, ouders, kinderjaren
(bijna niets), schooljaren, veel opsommingen. maar wat
mij opviel, dat ik dat wel graag lees, al die feiten en
(halve) anekdotes. Nu, of ik dat nog 350 bladzijden zal
uithouden is iets anders, maar tot nu toe lukt dat
aardig. Het bijzonder mooie weer nodigt natuurlijk niet
uit om veel te lezen, te meer omdat er nogal wat werk in
de tuin te doen is. Alles op zijn tijd zegt de Prediker,
er is een tijd van dit en er is een tijd van dat, maar
altijd tijd te kort.
Donderdag
17 juni 2021

(sans paroles)
Zaterdag
19 juni 2021
Vertalen. Niet specifiek
wat Baudelaire betreft, alhoewel…
Je vertaalt zijn poëzie
in het Nederlands en wat krijg je (met de beste wil van
de wereld)? Proza.
Hoe komt dat? Ik zou het
ook niet weten. Is Frans dan uit zichzelf zo’n poëtische
taal? Nee toch, al vermoed ik dat er in het Frans meer
woorden met verschillende nuances beschikbaar zijn (als
wij onze dialecten erbij nemen, lukt dat voor onze taal
misschien ook nog).
Vandaar dat Les Fleurs du
Mal zoveel mooier leest in de oorspronkelijke taal
(liefst met een woordenboek, dat wel). Ik neem één
voorbeeldje, nogal willekeurig, een jeugdgedicht (niet
uit Les Fleurs dus):
– Nous traînions
tristement nos ennuis, accroupis
Et voûtés sous le ciel
carré des solitudes,...’
Vertaald (door Truus Boot
en/of Nelleke Van Maaren, de vertalers van de biografie,
veronderstel ik)
– Wij sleepten onze
verveling droevig met ons mee, gehurkt,
En gebogen onder de
vierkante hemel van de eenzaamheid,…
Voor alle duidelijkheid,
met deze vertaling is er niets mis mee, maar hier snuif
ik toch geen poëzie?
Zondag
20 juni 2021
Woorden en begrippen
vroeger en nu, vaak hebben ze doorheen de tijd heel
andere betekenissen gekregen, en kan je ze dus niet meer
met de instelling van vandaag lezen, moet je je dus
inleven in de toenmalige tijd. Neem nu begrippen als
socialisme, romantiek,… zeker dat laatste betekent nu
helemaal iets anders. Maar ik ga er niet verder op in,
want om het verschil tussen toen en nu te maken heb je
meer dan een paar regels nodig. Leuk vond ik wel als de
jonge Baudelaire zijn bundel Les lesbiennes
aankondigde (die trouwens nooit zou verschijnen, maar
vele van de gedichten erin zijn later wel opgenomen in
Les Fleurs du Mal). Voor Baudelaire zijn lesbiennes niet
de vrouwen die wij vandaag voor ogen hebben, maar zijn
het de bewoonsters van het eiland Lesbos (nu ja, we
zitten hiermee wel in een bepaalde richting). Als hij
vrouwen wil aanduiden die zich aan elkaar overgeven,
gebruikt hij de term tribades.(tribaden) of spreekt hij
van ‘verdoemde vrouwen’ (we zijn in 1844!).
Maandag 21 juni 2021
(zonnewende)
Onlangs nog, als ik mij
goed herinner, had ik het nog over het belang van
schoonheid. Ik had het dan vooral over esthetische
schoonheidservaringen. Het luisteren naar
Beethovenkwartteten, symfonieën van Brahms,
pianoconcerti van Mozart of het bewonderen van Khnopff,
Nolde, Rothko of het degusteren van de poëzie Rilke, het
lezen van Hadrianus’ gedenkschriften…, maar dus niet
over mijn schoonheidservaringen met en in de natuur. Dat
is iets wat mij ontbreekt, schoonheid ontdekken in de
natuur, het kleine, het microscopische en het grote, het
kosmische. Mijn gevoelens daarbij zou ik niet in de
categorie van schoonheid brengen, eerder in de categorie
van het grootse, het overweldigende, het adembenemende,
ja het ontzagwekkende (zeker vulkanen en het heelal met
zijn ontelbare sterren). Bij Baudelaire of beter in een
brief van Charles aan een vrolijke drinker en would-be
dichter, die voor een bundel met poëzie over het bos
enkele natuurgedichten gevraagd had, vond ik een
antwoord op die vraag van Fernand Desnoyers. want zo
heette de man. Deze laatste had al namen gestrikt als
Victor Hugo, Alphonse de Lamartine, George Sand, Alfred
de Musset, Gerard de Nerval…, toch niet de minste.
Ziehier Baudelaire zelf aan het woord in (een deel van)
zijn brief:
‘Mijn beste Desnoyers, u
vraagt me gedichten voor uw boekje, gedichten over de
Natuur, nietwaar? over bos, grote eiken,
struweel, insecten, over de zon, vermoed ik? Maar u weet
toch wel dat ik niet in staat ben tot mooie gevoelens
met betrekking tot planten, en dat mijn ziel zich verzet
tegen die merkwaardige nieuwe Religie, die altijd, lijkt
mij, voor elk spiritueel wezen enigszins shocking moet
zijn. Ik zal nooit geloven dat de ziel der Goden
in planten huist, en als dat toch het geval mocht zijn,
zou ik me daar maar matig druk om maken, en ik zou mijn
eigen ziel heel wat hoger aanslaan dan die van de heilig
verklaarde groenten. Ik heb zelfs altijd gedacht dat er
in de Natuur iets droevigs was, iets hards en
wreeds, dat springlevend is en welig tiert, iets
onbestemds, dat raakt aan schaamteloosheid. Omdat het
mij onmogelijk is volledig aan uw specifieke wensen
tegemoet te komen, zend ik u twee proeven van poëzie,
die wel ongeveer de hele scala weergeven van mijmeringen
die mij in het schemeruur overvallen. In de diepten van
het bos, ingesloten onder die gewelven die lijken op die
van sacristieën en kathedralen, denk ik aan onze
verbazingwekkende steden, en de wonderbaarlijke muziek
die over de boomtoppen rolt, klinkt mij in de oren als
de vertaling van menselijk klagen.’
Niet dat dit honderd
procent mijn eigen mening of gevoelens dekt, maar ik kan
mij toch in heel wat zaken herkennen. Ik beken ooit was
ik wel enigszins anders gestemd, mijn – belachelijke –
flower power periode (niet de flower power maar mijn
tijdelijke overgave eraan vind ik nu belachelijk),
gepaard met een zeker pantheïstische drang naar
totaalervaring, nooit in geslaagd trouwens. Nee het
heilige in de groenten zal ik niet vlug ontdekken. Nu
wellicht houden mijn gelijkenissen met Baudelaire
hierbij op, ik zou niet graag zijn vriend geweest zijn,
voor zover er iemand zijn vriend kon zijn. de man was
wispelturig, opvliegend, onvoorspelbaar en irritant (dat
laatste ben ik misschien ook voor sommige aardelingen).
Nee gedichten over puur natuur zie ik mij niet direct
schrijven. Ik ben denk ik eerder een stadsmens zonder
stad (ik zou niet weten welke stad mij het beste ligt,
zeker niet de grote steden of de metropolen, misschien
eens over nadenken).
Dinsdag 22 juni 2021
Voilà, zo maar ineens
zijn wij op weg naar de winter. Wat een afknapper om dat
te beseffen, en toch zijn we (zouden we moeten zijn) op
het hoogtepunt van licht en warmte. Nu de nachten
beleven boven de Noorpoolcirkel of de witte nachten in
Sint-Petersburg, dat moet toch een bijzondere ervaring
zijn (waar ik nooit deel aan zal hebben, weet ik maar al
te goed, maar ik lig er zeker niet van wakker).
‘The soul is born old but grows
young. That is the comedy of life. And the body is born
young and grows old. That is life's tragedy.’
Van wie anders dan van Oscar Wilde? En hij heeft nog
eens gelijk ook. Ik sop mij maar verder in mijn
tragedie.
Woensdag 23 juni 2021
Deze namiddag
bestuursvergadering Het Beleefde Genot, en ja we beleven
er nog genot aan, zij het met mate (zoals je hoort te
drinken). Wat zal de uitkomst zijn? Einde van vijftien
jaar bloeiende Cultuur (jawel, met grote C) in Zedelgem?
Of voorzichtige herneming van lezingen, op een weliswaar
lager pitje? De vroegere draad weer opnemen van voor de
Corona? Nee, dat laatste zit er beslist niet meer in,
zelf heb ik er geen behoefte aan en geen energie meer
voor.
Donderdag 24 juni 2021
In de Malte van Rilke
staat deze mooie en ware zin: ‘Gedichten zijn niet,
zoals de meeste mensen denken, gevoelens, maar
ervaringen. Omwille van één enkel gedicht moet je dus
vele steden zien en mensen.’ Inderdaad, één enkel
gedicht bevat soms een hele wereld of had die omgeving
nodig om te kunnen ontstaan. Als lezer besef je dat
niet. Ervaringen, de meeste toch, zijn natuurlijk ook
gevoelens die je meedraagt. Bij het schrijven van
gedichten maak je daar, vaak volkomen onbewust, gebruik
van. Schrijven zeg ik, maar gedichten schrijf je dus
niet, ze schrijven eerder zichzelf nadat ze
gecomponeerd, samengesteld werden in je hoofd. En zoals
je je geheugen selectief gebruikt om enkel de mooie
hoekjes van een stad te herinneren, zo ga je dan je
eerste compositie ontdoen van de overlast van te veel
woorden. Soberheid siert het gedicht, sommige dichters
zijn daar meesters in, denk aan Roland Jooris, ik neem
als voorbeeld een van zijn recentste gedichten uit de
bundel Vertakkingen:
Wegens het onbestemde
Namens het nog
vormeloze
Blijkens zijn honger
zijn dorst naar steeds
dichter
Ondanks de gaafheid
die hem beschadigt
Desnoods tegenstrijdig
met wat hij begeert.
Het leest wat
onwennig,
zoveel soberheid zijn we niet gewoon, maar ‘In
der Beschränkung zeigt sich
erst der Meister’.
Beweerde Goethe dat niet, zo’n twee eeuwen geleden?
Vrijdag 25 juni 2021
‘Maar wanneer de pers,
radio en televisie of sociale media lucht krijgen van
dergelijk onderzoek, brengen ze het zo dramatisch,
sensationeel of gedenkwaardig mogelijk, en wekken
daarmee vaak angst om iets onschuldigs.’ Getekend:
Theodor Dalrymple, niet bepaald mijn beste vriendje,
maar hij heeft het toch vaak juist.
Wat zei Franklin Roosevelt ooit weer? ‘The only thing we
have to fear is … fear itself.’
Zondag 27 juni 2021
Wat grasduinen in oude
papieren en daar vind ik zowaar een handgeschreven
gedicht op de achterkant van een postkaartje waarop een
Art nouveau-raam te zien is in Brussel.
Het gedicht, zo merk ik,
is gemaakt naar aanleiding van Gedichtendag van 2006.
Niet meteen het beste wat ik geschreven heb (doet mij
denken aan sommige van mijn vroege gedichten, Raak
mij aan, dan zal ik weten wat het is te leven
bijvoorbeeld), maar het begin is wel te doen:
Vergezel mij
ontmoet mij
behoor mij toe
en laat mij die
dwaasheid begaan
dit alles toe te staan.
De tweede strofe ligt
zowat in het verlengde van de eerste:
Ontvlucht mij niet
ontvlucht niet mij
leef mij voor en
leef voor mij
en laat mij deze
vrijheid nog
mij aan jou te binden.
Het langere volgende
deel vind ik niet zo geslaagd, al kan het voor derden
niet zoveel betekenen als voor mij (bevestigt mijn
theorie over de vierdelige gelaagdheid(*) van een
gedicht): het publieke eerste niveau is niet zoveel
zeggend, er staat gewoon wat er staat, het vierde heel
intieme, persoonlijke niveau spreekt de dichter zelf
dieper en persoonlijker aan:
Wees mijn Mozart
wees mijn Bach
mijn strijkkwartet
mijn Goldberg en mijn
Alpensymfonie…
(vergelijk
Beethoven an die unsterbliche Geliebte: ‘Du, mein
Engel, mein Alles, mein Ich…‘).
De dichter heeft dus
iets met deze vijf muzikale verwijzingen.
O ja, het kaartje, zie
ik hier, komt uit een reeks getiteld ‘L’Art de Vivre
à Bruxelles’. Baudelaire, de notoire Belgenhater
(wat of wie haatte hij niet?) zou zich verslikken als
hij dat zou gelezen hebben.
*
Niveau 1: publieke niveau, niveau 2: niveau van de criticus of recensent,
niveau 3: niveau van de jij-figuur, niveau 4: het zeer
persoonlijke niveau van de dichter zelf.
Maandag 28 juni 2021
Wat grasduinen zoal kan
opleveren. Toevallig (ik stak gewoon mijn hand uit en
vatte de eerste CD die ik voelde) ligt hier voor mij een
CD met de Mis van Sint-Wenceslas van de Boheemse
componist Adam Vaclav Michna, geboren ergens rond 1600.
Maar dat zou je niet zeggen als je die muziek hoort. Het
Kyrie bijvoorbeeld is effenaf prachtig, Bach meer dan
waardig, de eerst van de mis en zeker de begeleidende
instrumentatie (geweldige kopers!) is dat ook.
Er staat ook een tweede
werk op, een Requiem. Het is wel een volledig
Requiem, ik bedoel inclusief een Dies Irae, voor
deze sequentia is er zelfs een ongebruikelijk stuk, een
zogenaamde tractus: Absolve domine, bevrijd Heer…
En echt, ook dit Requiem is van een uitzonderlijke
schoonheid.
1er
enregistrement mondial staat er op de hoes, maar ik vind
nergens wanneer dat gebeurd is, wel waar: in l’Eglise
Saint-Léon in Parijs. Vermoedelijk in 1988 of 1989,
aangezien er een © 1989 op gedrukt staat.
Heerlijk om dat nog eens
te horen, ik weet helemaal niet meer welke muzikale
pareltjes in mijn laden zitten.
Woensdag 30 juni 2021
Een roman die begint met
het (voor)woord: ‘decursus [Lat.]: stroom, rivier;
(in verband met een ziekte) beloop, verloop’ –
onderaan, rechts op de eerste bladzijde. Niet bepaald
wat je van een roman verwacht en zeker niet als je die
bladzijde omslaat en geconfronteerd wordt met drie
(lange) citaten. Eentje uit Krieg und Bevölkerung
van een zekere Julius Tandler, uit 1918, een tweede
(langer dan een bladzijde) uit een artikel verschenen in
Archiv für Kinderheilkunde, geschreven door ene
Hans Krenek in 1942 en tot slot twee zinnen van Michel
Foucault uit zijn Surveillir et punir van 1975.
En dan begint de tekst van de eigenlijke roman: ‘De
eerste keer dat ze hem naar Spiegelgrund brachten, was
in januari 1941, op een koude , heldere winterochtend
toen de grond bleek en glinsterend oplichtte door de
vorst.’ Al vlug wordt duidelijk dat Spiegelgrund een
kindertehuis is waar de jonge protagonist, Adrian
Ziegler, 10 jaar, in terecht komt. Een roman die in
feite een soort docu-roman blijkt te zijn. Am
Spiegelgrund heeft echt bestaan. Wikipedia: Am
Spiegelgrund was een kinderkliniek in Wenen tijdens de
Tweede Wereldoorlog, waar 789 patiënten werden vermoord
onder de kindereuthanasie in nazi-Duitsland. Verder
lezen we dat er in 2002 een herdenkingsmonument
opgericht is. Toch vrij laat als je ’t mij vraagt.
O ja, de titel van de
roman: De kinderen van Spiegelgrund, de Zweedse
schrijver, maar wonend in Wenen, heet Steve
Sem-Sandberg.

Juli
2021
Zondag 4 juli 2021
Toen de gezondheid van
Baudelaire fel aan het achteruitgaan was – hij woonde
toen in Brussel -, weet hij dat (ik citeer uit de
biografie van Pichois & Ziegler) ‘aan dat verdoemde
België, aan de sponsachtige aarde, aan het vochtige
klimaat, aan het water waarmee de straten worden
geschrobd, aan het smakeloze, slecht toebereide eten,
aan de ‘zwaarmakende’ sfeer in het land, aan de
‘vertraging’ die België aan het levensritme oplegt.’
Terwijl de oorzaak natuurlijk in zijn eigen afgepeigerde
lijf zat en al jaren zat te knagen.
In Brussel hield
Baudelaire zich onder meer bezig met de uitgave van zijn
Oeuvres complètes. Zijn moeder, die hij steeds
betrok (meestal achteraf) in zijn exploten had wel
bezwaren tegen sommige van de ‘onchristelijke’
gedichten, zo tegen zijn Litanies de Satan, dat
met deze regels begint:
O toi, le plus savant et le plus beau des
Anges,
Dieu
trahi par le sort et privé de louanges,
O
Satan, prends pitié
de ma longue misère!
O jij, de meest geleerde
en mooiste van de engelen,
God verraden door het lot
en beroofd van lof,
O Satan, heb medelijden
met mijn lange ellende!
En ergens in het midden
wordt de hoop wel bijzonder sterk gekwalificeerd:
O toi qui de la mort, ta
vieille et forte amante,
Engendras l'Espérance, -
une folle charmante!
O jij die van de dood, je
oude en sterke minnaar,
De Hoop zult verwekken, -
een charmante gekke vrouw!
Baudelaire zou zich
verdedigen tegenover zijn moeder (een beetje spartelen
als een duiveltje in een wijwatervat) en haar een
strenge brief schrijven (bemoei je met je eigen zaken),
waarop zij antwoordde in de trant van ‘oké, ik offer mij
op met tranen in de ogen en ik vraag u nu het gedicht
toch op te nemen. Getekend: uw oude vriendin en moeder’.
Maandag 5 juli 2021
Eén enkele woordje, hoe
onbeduidend ook, kan een wereld van verschil maken. En
nee, ik heb het hier niet over ‘Dies süsse Wörtlein:
und’ van Wagner uit zijn Tristan und Isolde ‘Doch
unsre Liebe, / heibt
sie nicht Tristan / und Isolde? / Dies süsse Wörtlein:
und’ (und!), maar over een ander venijnig woordje:
uw. Zuster Kleinschmittiger (terloops) tegen zuster Anna
Katschenka (in De kinderen van Spiegelgrund):
“Het ziet ernaar uit dat we het een tijdje zonder uw
dokter zien te redden”. Die zit! ‘Anna Katschenka blijft
doodstil staan en proeft het woord uw dat zuster
Kleinschmittiger uitsprak. Anna Katschenka was in het
geniep verliefd op dokter Jekelius, al is deze laatste
daar nooit op ingegaan. Verder lezen we: “Tegen
tegenslag of persoonlijk verlies kun je je verweren.
Maar hoe verweer je je tegen laster? Kwaadaardige
woorden die als onzichtbare wonden onder de huid blijven
zitten en nog lang nadat de klap is uitgedeeld blijven
bloeden. Maar waarover je onmogelijk iets kunt zeggen,
want zodra je toegeeft dat je bloedt, geef je ook toe
dat de klap raak was. (Uw dokter, zuster
Katschenka)”. En sindsdien is het gezag van zuster
Katschenka gebroken, al haar collega’s kijken schijnbaar
onverschillig weg. Of hoe je met een terloops
uitgesproken woordje iemand kunt breken. Katschenka kan
er geen weg mee, en dat is ook te begrijpen.
Vrijdag 9 juli 2021
Zedelgem haalt de laatste
weken bijna dagelijks (opinie)artikels in de nationale
kranten, enfin, toch in De Standaard, allemaal omwille
van die Letse bijenkorf. Om eerlijk te zijn een heel
geslaagd kunstwerk, maar als je dan te weten komt wat er
allemaal achter schuilt, ola! Of hoe een halve waarheid
kan leiden tot een volle leugen. Het gemeentebestuur
heeft hier inderdaad geblunderd door zich de hele
achtergrond te laten uiteenzetten door op zijn minst een
betwistbaar figuur, ondanks zijn deskundigheid op het
gebied, maar met een grote (en grove) vooringenomenheid.
Nu, mea culpa, ook ik had meer moeten weten, mijzelf
afvragen hoe die Letse krijgsgevangenen daar terecht
gekomen zijn en ja, waarom eigenlijk. Ik heb mij dat
zelfs afgevraagd, eerder waarom iemand uit zeker niet
onverdachte hoek zich daar zo op gesmeten heeft. Dat
gevoel had ik toch tijdens een minitentoonstelling in
Vloethemveld over het kamp, met tekeningen en brieven en
ander parafernalia uit die tijd. Anderzijds is het nu
wel goed dat er zo’n storm van protest losbreekt, alles
kan nu in zijn terechte (historische) context geplaatst
worden en zal hopelijk veel mensen wakker schudden.
Zaterdag 10 juli 2021
De voorbije week heb ik
mij aangesloten bij Brugge Leest (www.bruggeleest.be).
‘Dit is dé plek waar je jouw leestips als Stadslezer kan
delen (en de leestips van andere lezers kan ontdekken) .
Als stadslezer schrijf je een paar keer per jaar een
stukje over een boek waar je van genoten hebt’ (sic). Ik
heb mij dus aangemeld als stadslezer, maar ik weet nog
niet of ik als zodanig aanvaard zal worden (ben ik
Bruggeling genoeg?). uiteraard kan je daar de leestips
van anderen lezen, op het eerste gezicht zijn er wel
enkele hardnekkige stadslezers of betere
stadslezeressen: Silke Winne, Peggy Truyen, Jet Marchau
komen alvast verscheiden keren voor op de homepage
(huispagina?), geen van de drie ken ik, ook de andere
stadslezers niet – gaan naar ‘Over ons’ en daar staan
ze, allemaal de stadslezers, min of meer alfabetisch
volgens voornaam gerangschikt. Thomas Barbier van De
Reyghere zie ik wel staan bijvoorbeeld, Benedikt Van
Eeghem (ken ik van de Hedendaagse primitieven), Chris
Spriet (een wat opdringerig sujet om een lezing voor HBG
te komen geven) en dat is het zo wat…
Ik denk natuurlijk aan
iets anders: dit zouden potentiële medewerkers (sters
dan maar) voor de Toverberg kunnen zijn.
Zelf zou ik mij wel
durven wagen aan een recensie of beter persoonlijke
bespreking van De kinderen van Spiegelgrund, het
boek dat ik zopas uit heb en die roman is alvast nog
niet besproken in Brugge Leest. Afwachten dus.
Vrijdag 23 juli 2021
Zomaar uit die
dikke, heerlijke roman van Nino Haratischwili gegrepen:
‘Maar
misschien hoopte hij ook met de oude patronen te kunnen
breken, uit de schaduw van de doden te kunnen
stappen en helemaal opnieuw, helemaal anders te kunnen
beginnen’.
Opnieuw
beginnen, herbeginnen kan dat wel? Maar laat mij eerst
een verschil verduidelijken tussen opnieuw beginnen en
herbeginnen. Dit laatste, herbeginnen, is eigenlijk
terugkeren naar het verleden en wat je tot nu toe gedaan
hebt, anders aanpakken. Opnieuw beginnen, is tabula
rasa, het verleden achter je laten, een totaal nieuwe
toekomst. Beide hebben natuurlijk alles met tijd te
maken maar voor het ene, herbeginnen, gaat het over
cyclische tijd, bij opnieuw beginnen gaat het om
lineaire tijd, steeds maar verder, de (onbekende)
toekomst tegemoet, het betreft een heuse metamorfose. Ja
dan ben je echt iemand anders. Maar kan dat wel? Zowel het
ene als het andere beginnen? Ik denk het niet, al zouden
wij het vaak willen, al hebben velen het met meer maar
meestal minder succes geprobeerd. Een ander of nieuw
leven, een andere of nieuwe job, een andere of nieuwe
relatie, een ander of nieuw verleden... alleen dat
laatste lijkt mij een contradictio in terminis. Het
verleden is een deel van je persoonlijkheid, kan je
zelfs niet negeren, laat staan vergeten. En hiermee is
er al een eerste struikelsteen: je draagt je verleden
mee. Helemaal opnieuw beginnen? Dat lukt niet zomaar.
Nochtans gelegenheden genoeg, zelfs voorspelbare
gelegenheden: afstuderen, huwelijk, kinderen, pensioen.
Onvoorspelbaar kan dan de plotse dood van een geliefde
zijn, een zware heelkundige ingreep… hoe dan ook
kantelmomenten waarop je dan of nooit een andere
levenskoers wenst te varen. Sommigen trachten hun
verleden op te doeken door zelfs een andere naam aan te
nemen, alsof je daarmee een nieuwe persoonlijkheid
krijgt. Sommigen blijven zich zelf, maar proberen naast
hun gewone, gekende leven een dubbelleven te leiden, al
was het maar door onder een pseudoniem te schrijven als
ik even die categorie mag aanhalen. Het dubbelleven van
een (dubbel)spion of een echtgenoot/minnaar
(echtgenote/minnares) spreekt natuurlijk meer tot de
verbeelding, maar ook daar blijven die mensen in wezen
niet dezelfde, zichzelf dan? En dat nog allemaal
afgezien van het feit dat een ander/nieuw leven in vele
(de meeste) gevallen gewoon niet lukt? Op je nieuwe
liefde geraak je na verloop van tijd net zo uitgekeken,
je nieuwe job verveelt na enkele maanden evenveel als je
vorige job, en het enthousiasme voor je nieuwe hobby
taant zienderogen zodat je al uitkijkt naar weer een
andere bezigheid. Of neem nu: mannen worden vrouw en
vrouwen laten zich ombouwen tot man, en dan? Zijn ze dan
totaal anders geworden? Ook hun karakter? Trouwens, nu
ik eraan denk: het verschil tussen travestie en
geslachtsverandering is een beetje het verschil tussen
herbeginnen en opnieuw beginnen. Een travestiet
herbegint telkens zijn nummertje als hij/zij zich
verkleedt om dan na verloop van tijd weer in zijn/haar
vroegere rol te vervallen. Bij geslachtsverandering is
je keuze wel (in principe) definitief. En toch, zoveel
mensen die hun leven willen opnieuw beginnen, die land
en vriendenkring verlaten en een nieuwe toekomst zoeken,
maar wie zoekt vindt niet altijd, zeker als men het
verleden noodzakelijkerwijze met zich moet meesleuren.
Augustus
2021
Zondag
1 augustus 2021
Eergisteren
voor de tweede maal de tentoonstelling ‘Unveiling’ met
werk van de Brugse kunstenaar Piet Peere bezocht. Wat
mij – zeker vooraf – intrigeerde was het verband dat hij
in zijn schilderijen (en beeldhouwwerk - maar dat wist
ik niet) legde met de Griekse mythologie. Hoe komt het
toch, vroeg ik mij af, dat al onze kennis over de
Griekse (en Latijnse) mythologie verloren is gegaan? Het
viel mij onlangs nog op dat in bijna elk van de
gedichten van Baudelaire verwezen wordt naar een
mythologische figuur en die gedichten zijn pas zo’n 150
jaar oud! Nu hetzelfde is aan het gebeuren, of is voor
een deel gebeurd, met de Christelijke wereld. Elke
verwijzing naar een Christelijk symbool lijkt de jeugd
en jong volwassenen totaal vreemd. Hoe kunnen ze dan al
die schilderijen en kunstwerken uit de middeleeuwen, de
renaissance en het classicisme begrijpen? Wat zeggen
afbeeldingen van mythologische figuren ons nog? Wij
kunnen ze in de meeste gevallen niet eens benoemen, laat
staan duiden. Nog onlangs verwees een stadsgids de groep
naar het Gulden Vlies, geen mens – en de meesten zouden
zich toch bij de intelligentsia gerekend hebben – die
maar van de argonauten, Jason of Medea gehoord hadden.
Vreemd vond ik dat, terwijl ik mijzelf toch ook als een
leek beschouw als het over de mythologie gaat, ja de
belangrijkste personages zijn mij wel bekend: Zeus,
Athene, Achilles, Odysseus, Venus,
Tantalus,… maar wie was
Kairos juist? Of Hera, Thetis (en je hebt nog een
Thetys ook), Circe…?
Nu Piet Peere
heeft zich uiteindelijk ook beperkt tot aantal
mythologische figuren die hij dan enigszins voortdurend
afbeeldt: Midas, Tantalus, Pan, Aphrodite, Ares,
Daedalus …
Hoe moet je
zijn werk, zijn stijl omschrijven? Om te beginnen zeer
persoonlijk en herkenbaar met (ongewild?) knipoogjes
naar Egon Schiele, Max Beckmann zelfs naar Roger Raveel.
Potige reuzen, gnomen, zwaar in de verf gezet. Ook bij
zijn etsen en monotypes is het de moeite wat langer stil
te blijven staan en dat ondanks de overvloed van dit
materiaal op de tentoonstelling aanwezig.

Zondag 8 augustus 2021
Om nog eens te
herbeginnen over herbeginnen. Marli Huijer, arts en
filosofe, en Reinjan (mooie naam) Mulder, jurist en
literatuurredacteur schreven samen een boekje (hoe doe
je dat eigenlijk, iets samen schrijven? Elk een eigen
stukje, of een stukje die de andere dan bijwerkt?) dat
simpelweg Opnieuw beginnen heet met als
ondertitel (iets minder simpel): Metamorfosen van het
bestaan. Ik heb de indruk dat heel het boek een
voortdurende herhaling is, niet eens met andere woorden,
over het fenomeen je leven herbeginnen. Wat niet
wegneemt dat er interessante passages en voorbeelden in
voorkomen.
Terloops lees
ik hier iets over wat Marli & Reinjan knikmomenten
noemen, momenten waarop je het roer dus helemaal omgooit
en dit gaat als volgt: ‘De keuze van een school, de
keuze van een partner, je eerste baan, het betrekken van
een huis waar je altijd zou kunnen blijven wonen en het
nadenken over kinderen. Dat zijn de vijf grote
kruispunten waar bijna iedereen in zijn leven ten minste
één keer overheen moet.’ Nog afgezien van het feit
dat ik noch in het geval van een schoolkeuze (een
naburige leraar kon mijn ouders overtuigen), noch bij
een partner (laten we het een plotse samenval van
omstandigheden noemen) en zelfs bij een baan (al blij
dat ik ergens kon beginnen) dit als eigen keuzes kan
beschouwen, vraag ik mij spontaan af of dat nu inderdaad
dé knikmomenten zijn in het bestaan. Er zijn misschien
nog de geboorte van je kinderen (maar daaraan gaat het
nadenken erover vooraf), de (plotse) dood van geliefden,
een Aha-erlebnis na het lezen van een doordringend boek,
dat laatste kies je ook wel, maar voor je eraan begint
besef je niet welke weerslag de lezing zou kunnen
hebben. Nu wat ik enigszins aanvoel is dat veel van die
kantelmomenten er in utero al waren, het
daadwerkelijke kanteling is het resultaat van een eerder
proces – kort of lang – dat zich in je afspeelt. Je gaat
op zoek naar een betaalbare woning via websites,
immo-kantoren enz. en dan verhuis je en ben je dus
gekanteld. Je begint een nieuw leven of dat denk je
toch, want omdat je een geheugen hebt of meer zelfs je
geheugen bent, bestaat er niet zoiets als tabula rasa,
waar je ook gaat of staat, hoe snel je alles achter je
wil laten, je verleden met zijn herinneringen sleep je
mee, in elke nieuwe situatie. Wellicht is dat ook maar
goed zo.
Zaterdag 14 augustus 2021
Ondanks het
feit dat na elk gelezen boek er minstens een paar
kandidaten klaar liggen om nu gelezen te worden, is het
toch altijd en niet zo eenvoudige beslissing: wat nu? Na
drie non-fictiewerken vond ik dat het weer eens tijd was
voor een roman. De keuze is dan gevallen op Carol
van Patricia Highsmith, min of meer een cultboek uit de
jaren vijftig van de vorige eeuw. Waar haal ik het om
juist dit boek te lezen, het moet mij ergens aangeraden
zijn. Ik vermoed dat het Benjamin Moser is geweest die
er in zijn biografie van Susan Sontag iets over vertelt.
Nu ik moet dat eens nagaan. Maar na Carol is het
beslist weer tijd voor non-fictie en hemeltje hoe moet
ik daaruit gaan kiezen, er liggen er zoveel te wachten.
Misschien De lege hemel van Marjan Slob? Dit gaat
over eenzaamheid of toch maar eens Sapiens, een
kleine geschiedenis van de mensheid van die Harari,
het boek dat zowat iedereen die vindt dat hij tot de
intellectuele elite behoort gelezen heeft. Ik moet
toegeven, daardoor alleen sta ik er wat sceptisch
tegenover, maar zonder het te lezen mag ik geen oordeel
vellen. Het ziet er in elk geval vlot geschreven uit,
nog even geduld dus.
Zondag 15 augustus 2021
‘Wat ze voor
Carol voelde zou bijna liefde kunnen zijn, behalve dat
Carol een vrouw was. Het was niet helemaal waanzin, maar
het was zonder meer gelukzalig. Een dwaas woord,, maar
hoe zou ze mogelijkerwijs gelukkiger kunnen zijn dan ze
nu was en al sinds donderdag was?’
Een zin die je
in een roman op vandaag niet meer mogelijk zou achten,
laat staan appreciëren, maar hier zo mooi en voorzichtig
geformuleerd wordt. En zo staan er nog wel meer van die
behoedzame, omzichtige omschrijvingen in. Carol
valt tot nu toe erg mee, een eerlijk en teder verhaal
zonder al te veel franjes. De inwendige strijd van een
vrouw die hopeloos (zeg dat wel!) verliefd is op een
tien jaar oudere vrouw en tegelijkertijd verafgood wordt
door een man die over zijn oren verliefd op haar is.
Zoek daar maar eens het fijngevoeligste pad in zonder
iemand te kwetsen. Tot nu toe (een derde van de roman
zit erop) is dat aardig gelukt, afwachten dus.
Ach
ja, die politieke correctheid nietwaar, men weet
er vandaag toch echt te veel van, alsof er geen
vrouwelijk of mannelijk meer bestaat.
En ja, wat na Carol
nietwaar? Weer eens een stevige brok non-fictie. Ik
vermeldde al De lege hemel, over eenzaamheid van
de Nederlandse filosofe Marjan Slob, en die fameuze
bestseller van Yuval Noah Harari, Sapiens. Langs
de andere kant liggen er hier ook nog twee boeken van de
(in bepaalde kringen) beroemde cultuurfilosoof Gerard
Visser, namelijk: Gelatenheid in de kunst – Nijhoff,
Braque , Kawabata en De druk van de beleving –
filosofie en kunst in een domein van overgang en
ondergang. Ach ja, allicht meer ondergang als je de
resultaten van het recentst klimaatrapport leest. Het
woordje ‘Gelatenheid’ uit de titel van eerstgenoemd werk
trok mijn aandacht en nieuwsgierigheid, aan de talrijke
onder- en aanstrepingen merk ik nu dat ik er al een
dikke 50 bladzijden in gelezen heb.
Zo de zin: ‘Het beste
gedicht in een tijd van verdriet is niet het beste
gedicht over verdriet, maar het gedicht dat overblijft
in een tijd van verdriet.’ Of Martinus Nijhoff die
in 1931 schreef ‘Het dichten is een wedergeboorte in
het oneindig kleine’. Enfin, het zal nog moeilijk
worden om een keuze te maken (om nog maar te zwijgen van
de berg andere boeken die hier gretig op lezing liggen
te wachten).
Vrijdag 20 augustus 2021
Gedachten over
kunst, ik
ben er de laatste tijd toch redelijk veel mee bezig
geweest met echter één grote conclusie: waarover men
niet spreken kan daarover moet men zwijgen, ook zo’n
dooddoener misschien, maar toegepast op ‘over kunst
praten’ wel recht in de roos. Met taal, in welke nuances
ook, geraak je niet ver als je over kunst en hoe je het
als persoon ervaart wilt spreken, wilt communiceren dus.
Dat is natuurlijk nog het moeilijkst als je iets over
muziek wilt zeggen. Een mens beschikt natuurlijk over
een heel arsenaal clichés en gemeenplaatsen, gaande van,
mooi, prachtig tot geraffineerd, eigenzinnig enzovoort.
Dus gevoelens uitdrukken bij het zien, lezen, horen van
kunst… vergeet het maar, zelfs het simpele beschrijven
van een schilderij, figuratief of niet, lijkt mij
onmogelijk. ‘Bovenaan links een oude hoeve met aan
weerskanten van een vermolmde deur afgebladerde
vensters’. Dat is dus al een vrij concrete beschrijving,
maar hoe groot is die linkerbovenhoek bij jou, bij
anderen, en welke ‘oude hoeve’ stel jij je voor in je
hoofd, die ziet er bij iedereen die deze beschrijving
hoort of leest anders uit en zeker anders dan wat er op
het schilderij te zien is. En ik heb het nog niets over
het gefilosofeer en theoretisch geloei over Kunst met
een grote K. Nu, begrijp mij niet verkeerd, het blijft
mij wel boeien en ik kan het niet laten mij hiervoor te
interesseren, maar alles bij elkaar, wat draagt dat bij
tot je eigen kunstbeleving? Als je eerlijk wil zijn,
geen spetter. Gisteren was ik nog te gast in het atelier
van Nick Ervinck, de man met de gele holle abstracte
structuren (van groot tot klein). In zijn zoektocht naar
nieuwe ideeën had hij het vaak over de leegte in de
kunst – de gaten dus - en meer bepaald bij de door hem
zo bewonderde Henry Moore. Op een of andere manier vond
ik dat wel boeiend, praten over het niet-zijn of
niet-zien, maar wel van iets dat er is door er niet te
zijn. Niet helemaal hetzelfde als negatieve kunst
trouwens (of zogenaamde negatieve kunst): het
benadrukken van wat er ontbreekt of ontoegankelijk is,
iets wat mij ook wel al vroeger gefascineerd heeft, ik
denk bijvoorbeeld aan de Bibliothek in Berlijn van Micha
Ullman, een monument ter herinnering van de
boekverbranding door de Nazi’s op dezelfde plaats, of
die andere bibliotheek in Wenen van de Engelse
kunstenares Rachel Whiteread, ter herinnering aan die
andere verbranding, die van de Joden. Tweemaal negatieve
kunst en wellicht niet toevallig krachtig geëngageerde
kunst. De combinatie van beide zal wellicht ook
bijgedragen hebben tot mijn voorliefde voor beide
werken.
Zaterdag 21 augustus 2021
Carol is uit! De
roman mag dan wel op een (gesuggereerd) happy end
eindigen, als je met wat voorafging rekening houdt dan
ben je dat niet meer zo zeker. Wat als je als
(achtergelaten) lezer het verhaal naar een mogelijke
toekomst extrapoleert? Rindy, de dochter van Carol wordt
in een vechtscheiding ingezet als pasmunt, maar wat als
die dochter ouder wordt? Dan kiest ze gegarandeerd (ook)
voor haar moeder.
Ik zie Carol en Therese
ook naar Europa komen, ik zie hen samen de kastelen van
de Loire bezoeken, ik zie hen in hetzelfde bed
overnachten in het zwoele Parijs. Vive l’amour!
Highsmith publiceerde
deze, haar tweede roman onder het pseudoniem Claire
Morgan en met een andere titel The Price of Salt.
Geen idee waar dat zout vandaan komt, tenzij van de
tranen van Therese als ze beseft – of dat tenminste
vermoedt – dat Carol niet voor haar maar voor Rindy
kiest.
Volgens de Nederlandse
schrijver Herman Koch zijn de boeken van Highsmith stuk
voor stuk verontrustend. Ja, inderdaad ook Carol
in zekere zin maar ook weemoedig, heel zeker.
Zondag 22 augustus 2021
Mijn vorige roman
beëindigd en dus kwam de steeds terugkerende vraag: wat
nu? Nou ja, na fictie weer non-fictie (ik wissel beide
genres graag en doorgaans af) en toevallig (ach ja niet
echt toevallig) viel mijn oog op de biografie van
Friedrich Hölderlin (1770-1843) door Rüdiger Safranski,
al een jaar gemarkeerd als ‘te lezen’..
Safranski met zijn
samengebalde titels van de hoofdstukken, waarin je al
een superbeknopte samenvatting van dat hoofdstuk kunt
lezen – een dankbaar procedé om na lezing even terug te
bladeren in de inhoudstafel.
Maar wat een verademing
om over Hölderlin te lezen, ook al wist ik al een en
ander over deze dichter. In Tübingen heb ik nog zijn
graf bezocht en natuurlijk zijn torenkamer aan de oever
van de Neckar.
‘Wij moeten een nieuwe
mythologie hebben’ schrijft Safranski in zijn
voorwoord. O maar, natuurlijk, het ontbreken van een
mythologie is volgens mij een groot gemis, een leegte
die zo werd achtergelaten. Die mythologie hoeft niet
eens nieuw te zijn, een heropleving van de goden- en
halfgodenwereld van de Grieken, zou ook al een aardige
bijdrage kunnen zijn. Het waarom ik dat ook zou willen
lijkt mij moeilijk te verwoorden. Een aparte wereld
naast de reële wereld rondom ons? Het domein van de
verbeelding (weer) tot leven gebracht? Of pure nostalgie
naar een ooit aanwezig verleden, weg van onze huidige
maatschappij – ik bespaar je de predicaten die aan die
maatschappij toegekend worden.