Drie filosofen en het fascisme
Mooie opkomst in het Veltershof voor onze zesde lezing met Thomas Crombez

Drie filosofen en het fascisme

Beleefd op zondag 21 april 2024 in LDC Veltershof, Veldegem : De filosofen en het fascisme

Thomas Crombez is stilaan kind aan huis. Op zondag 21 april ll. verzorgde hij voor de zesde keer een lezing, dit keer over de filosofen en het fascisme. Vorig jaar verscheen van hem een boekje met dezelfde titel waarin hij dertien filosofen onder loep nam die zich over het begrip fascisme uitgesproken hebben. Voor deze lezing had hij er drie weerhouden: de Duitser Carl Schmitt(1888-1985), Aimé Césaire (1913-2008) uit Martinique en de Spaanse María Zambrano (1904-1991).

Thomas Crombez in het Veltershof tijdens de lezing - Foto Stefaan Huysentruyt Maar eerst moesten wij het eens worden over de veel gebruikte en nog meer misbruikte term ‘Fascisme’, een geladen woord. Thomas onderscheidde een achttal kenmerken van het fascisme. Vooreerst wees hij op de verticale structuur van het fascisme, met aan het hoofd een autoritaire leider (‘De Duce heeft altijd gelijk’), verder zijn er de steeds aanwezige militaire of paramilitaire partijleden en de daarbij horende knokploegen, ten derde valt het op dat er geen of weinig bureaucratische structuur aanwezig is: alles wordt gecontroleerd door de partijtop. Vier: men hanteerde een ultra-nationalistische retoriek. Verder zijn de fascisten anti-liberaal in hun opvattingen, democratie brengt in hun ogen enkel chaos. Typisch is ook hun voorkeur voor complottheorieën – denk aan de fictieve Protocollen van de wijzen van Sion in Duitsland. En last but not least is er hun kenmerkende stijl of hoe ze naar buitten treden, hun esthetiek van vlaggen, uniformen, massabijeenkomsten enz.

De filosofen die Thomas Crombez nader bekijkt werden dus getoetst op deze kenmerken, waarbij hij opmerkt dat wij deze filosofen steeds moeten zien in de geest van de tijd waarin ze leefden, dus middenin het fascisme en niet achteraf, zoals wij er nu tegenaan kunnen kijken.

De eerste filosoof die aan bod kwam was Carl Schmitt, professor in de rechtsfilosofie, die oorspronkelijk nogal sceptisch stond tegenover het opkomend fascisme, maar met de meer dan 300 politieke moorden tijdens de Weimarrepublik in het achterhoofd wist hij het: dit is de schuld van die verfoeide democratie. Wij hebben een sterke leider nodig was zijn credo en dus was zijn adagio: de Führer beschermt het recht of anders gezegd inzake rechtspraak heeft hij en hij alleen het laatste woord. Als soeverein beslist hij over de uitzonderingstoestand en dat leidt finaal tot de paradox dat de soeverein het hoogste gezag bezit omdat hij soeverein is, en hij is soeverein omdat hij het hoogste gezag bezit. Op het einde van WO 2 werd Schmitt wel aan de kant geschoven, men verweet hem met name zijn al te gretig opportunisme.

Aimé Césaire kon niet meer verschillen van de burgerlijke Schmitt dan denkbaar is, zelf opgegroeid in een getto maar door eerder toevallige omstandigheden kunnen genieten van degelijk onderwijs, dat hem later zelfs naar Parijs bracht en waar hij toegang verkreeg tot de elitaire ENS, de Ecole Normale Supérieure. In Parijs ontmoette hij Léopold Senghor en samen ontwikkelden zij het concept ‘Négritude’. Césaire trok vooral van leer tegen het kolonialisme dat een soort morele immunisering hanteerde in het gedrag tegenover de inheemse bevolking. Wat er op een neer kwam dat een zogenaamd hoger doel de lagere middelen (zoals vernederingen, slavernij, martelingen en doodslag) heiligde. In een opzienbarende lezing in 1950 richt hij zich tot de Europese intelligentia: Europa moet de wegkwijnende culturen ‘galvaniseren’, zoniet stort Europa zelf in de duisternis. Voor Césaire was kolonialisme een vorm van fascisme.

Een buitenbeentje bij de filosofen van het anti-fascisme was ongetwijfeld de Spaanse filosofe María Zambrano, opgegroeid in een links republikeins milieu. Zij studeerde bij Ortéga y Gasset. Na de overwinning van Franco begint voor haar een nomadisch leven in ballingschap. Zij beschouwt het fascisme vooral vanuit het standpunt van de slachtoffers. En daarin was zij een bevoorrechte getuige toen de man van haar zus verraden werd en door de Duitse bezetter in Parijs vermoord werd. Zij schreef haar bekommernissen neer in een prachtig poëtisch én filosofisch werk, een monoloog: La tumba di Antigone, het graf van Antigone. Daarmee ging zij ook tegen de opkomende trend in van het positivisme (Wittgenstein, Carnap). Fascisme in Europa was voor haar wat het kolonialisme voor de landen buiten Europa was.

Nog even verwijzen naar het boek van Thomas Crombez: De filosofen en het fascisme, uitgegeven bij Letterwerk.

Bijlage van zondag 21 april 2024

  • Foto Stefaan Huysentruyt
  • Foto Stefaan Huysentruyt
  • Boeken die Thomas meebracht - Foto Stefaan Huysentruyt
  • Foto Stefaan Huysentruyt
  • Gerelateerde literatuur - Foto Stefaan Huysentruyt

Deze pagina werd laatst bijgewerkt op 30/04/2024 17:25:40.